professor en van 1555 tot 1557 deken der theologische faculteit.
In 1550 was de Hagenaar Justus Velsius, door den raad van Keulen tot leeraar in het Grieksch en het Latijn aangenomen, doch spoedig geraakte hij wegens zijne onrechtzinnige leerstellingen in proces gewikkeld met de Inquisitie. In 1556 werd de leeraar uit de stad verbannen. Onmiddellijk daarna richtte hij een heftig strijdschrift tegen de keulsche inquisiteurs, waarop Slotanus het antwoord niet schuldig bleef. Een smaadschrift van den hartstochtelijken Velsius volgde, doch Slotanus ging daarop niet in, maar stelde een algemeen verweerschrift der roomsche Kerk samen, dat hij opdroeg aan George van Egmond, bisschop van Utrecht. Later gaf hij nog eenige polemische geschriften uit van minder beteekenis, benevens twee bundels sermones en homiliae.
De titels zijner voornaamste werken zijn: Disputationum adversus haereticos Liber unus (Colon. 1557); de Retinenda fide orthodoxa et catholica adversus haereses et sectas et praecipue Lutheranam (Colon. 1555); de Octo beatitudinibus Sermones XIII (Colon. 1556); Homiliarum ... libri tres (Colon. 1557).
Zie: Sepp, Kerkhist. Studiën (1885) 151; N. Paulus, Die deutschen Dominikaner im Kampfe gegen Luther (Freiburg 1903) 156.
G.A. Meijer