wegens de uitoefening van zijn priesterlijk ambt uit Rotterdam verbannen voor den tijd van 9 jaar met verbeurte zijner alimentatie. Hij nam de wijk naar den Haag, leefde daar van aalmoezen, maar bleef zich aan het zielenheil wijden, zooals blijkt uit eene faculteit van Michael de Bajis, 1588. Rechtens noemde hij zich steeds prior van Rotterdam, en voorzeker zal hij in die benarde tijden zijne bloedverwanten en stadgenooten niet aan hun lot hebben overgelaten.
Zie: A.J.J. Hoogland, Het Dominicaner Klooster te 's Gravenhage in Bijdr. gesch. Bisdom Haarlem XIII, 375 en Het Dominicaner Klooster te Rotterdam in dezelfde Bijdragen III, 123.
G.A. Meijer