tatie: Loca e Plinii junioris scriptis quae ad jus civile pertinent, in eerstgenoemde faculteit het volgend jaar op een diss.: de Euripide Philosopho (1828). Aanvankelijk vestigde de jeugdige geleerde zich als advocaat te Nijmegen, maar toen zijn broeder Georg Antoon 1 Juli 1829 van Wageningen naar Middelburg benoemd werd, werd J.A. Schneither te Wageningen als diens opvolger aan de daar bestaande, doch niet zeer bloeiende, lat. school benoemd. Hij was de éénige docent aan die inrichting en dus met al de vakken van 't onderwijs belast. Gehuwd met Emerentia Maria Petronella de Louter, werd hij 29 Oct. 1835 tot rector te Zierikzee, later tevens tot schoolopziener van 't district Schouwen, Duiveland en Tholen aangesteld, wat hem nog veelzijdiger zou maken. Terwijl zijn broeder Georg in Sept. 1839 van Middelburg benoemd werd tot rector te Rotterdam, waar hij 27 Jan. 1840 zijne inaugureele oratie: de Atheniensium in brevissimo temporis spatio orta et perfecta humanitate hield, werd in 1841, na den dood van Agathon, Jul. Aug. Schneither van Zierikzee naar Groningen beroepen, waar hij tot zijn dood met toewijding van alle krachten werkzaam is gebleven. Wat hij voor dit gymnasium is geweest, wordt in het onderstaande geschrift van zijn opvolger J.A. Wynne geschetst. Tevens worden daarin 's mans veelzijdige begaafdheden en eminente eigenschappen gehuldigd. Van de door hem nagelaten geschriften noemen wij alleen het Woordenboek der Lat. taal, naar de 10de uitg. v. het Lat. Deutsches Handwörterbuch van Dr.
K.E. Georges (1854) en zijn Leerboek der Rom. Antiquiteiten, naar het Duitsch van Kopp (2de dr., herz. door A.H.G.P. van den Es, 1865). Meer dan eene bijdrage van hem vindt men ook in het Tijdschrift voor Nederl. gymnasiën, terwijl verder verscheiden vertalingen uit het Fransch, Duitsch en Engelsch van zijne hand het licht zagen.
Zie: J.A. Wynne, Wat was Mr. J.A. Schneither voor het Gron. gymnasium? (1861) en H. Riedel in Tijdschrift voor Ned. gymnasiën 1861, 93; Nederl. Leeuw XVII (1899) 13. Over George Anton S. zie Voegler, Gesch. Middelb. gymn. 494; J.B. Kan, Gesch. Erasm. Gymn. (1884) 101.
Zuidema