Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1284]
| |
studeerde hij eerst in de godgeleerdheid, daarna, wegens een zwakke gezondheid, in de rechten, zonder dat hij die studie heeft kunnen voltooien. Hij leed hevig aan ‘het quaet van den steen’, doch wist steeds zijn goede humeur te bewaren. S. volgde ‘het spoor van de goesche zwaan’ en was een groot bewonderaar van de klassieken. Hoewel P.A. de Huybert hem in een lofvers op zijn gedichten prijst als iemand ‘die, had hy slechts meêr leevens tyd gehad, voor Neêrland mooglyk waar geweest een tweede Vondel’, is zijn werk grootendeels gezwollen als dat van Antonides en soms overladen met mythologische beeldspraak. Men vergelijke echter het oordeel van Jonckbloet met dat van W. Kloos. De na zijn dood door P. Vlaming uitgegeven bundel Poëzy (Haarlem, 1712; Haarlem en Amst. 1725; Amst. 1730) bevat het volgende: I. Meleager en Atalante, treurspel, een navolging van Ovidius, Metam. VIII, ook afzonderlijk uitgegeven (Haarlem, 1710 (en 1711?); II. Heldendichten, meest ter verheerlijking van zegepralen in den spaanschen successieoorlog (‘Triomfzang over de overwinningen der bontgenooten’, ‘Heldendaden van 1707’, ‘De tempel van Saturnus verbeeldende den oorlogsroem der bontgenooten van 1709’, enz.); III-IV. Herders- en visscherszangen (Invloed van Ovidius); V. Het Haarlemmerhout en Sparen, uit het Latyn van Jan de Witt, sekr. (van) Amsterdam; VI. Batracho-myomachia of de stryt der vorschen en muizen, een vertaling, ook afzonderlijk uitgekomen (Haarlem, 1709); VII-VIII. Mengeldichten en Oude gedichten, waaronder weer berijmde beschouwingen over krijgsgebeurtenissen, vertalingen uit Horatius, en van het 9e en 15e ‘schimpdicht’ van Juvenalis; welke laatste ook voorkomen in: Alle de schimpdichten van Juvenalis en Persius, door verscheide dichteren in Nederd. vaarzen overgebracht (Haarlem, 1709). Het XIe hoofdstuk der Poëzy bevat Lyk- en grafdichten op L.S. In de edities van 1725 en 1730, beide ‘2e druk’ genoemd, zijn aan de Mengeldichten en ‘Lof der heldendeucht’ en een paar kleinere gedichten toegevoegd. Afzonderlijk verscheen: Atalante en het hof van Kalida, treurspel (Amst. 1711). Een kleine bloemlezing komt voor in de Keur van Ndl. Ged. I, 8 (Amst. 1827). De Poëzy bevat een levensbericht door P. Vlaming. Zie: W. Kloos, Daad van eenv. rechtvaardigheid (1910). Ebbinge Wubben |
|