dat destijds nog geheel ongeordend was. Hij begon dus voorloopig de inventarisatie, waarom B. en W. nog in 1844 voorstelden hem tot gemeente-archivaris te benoemen; de Raad verwierp evenwel dat voorstel, zoodat Scheltema zich tevreden moest stellen met een tijdelijke aanstelling en een jaarlijksche gratificatie. Eerst 7 April 1848 benoemde de Raad hem tot archivaris der gemeente, welk ambt hij tot zijn dood toe heeft bekleed. Scheltema heeft niet alleen het stadsarchief gevormd en geordend, maar ook geïnventariseerd; zijn Inventaris van het Amsterdamsche archief (Amst. 1866-1874, 3 dln.) was voor dien tijd een uitstekend werk. Hij was ook de stichter van de rariteitenkamer op het stadhuis, die de grondslag werd van het gemeente-museum. In 1848 werd hij ook archivaris der provincie Noord-Holland; ook dit archief is door hem gevormd, geordend en geïnventariseerd, blijkens zijn Inventaris van het Provinciaal archief van Noord-Holland (Haarlem 1873).
Op historisch gebied volgde Scheltema het voorbeeld van zijn bloedverwant Jacobus Scheltema (kol. 1274). Op het voetspoor van diens Mengelwerk gaf hij uit Oud en Nieuw uit de Vaderlandsche Geschiedenis en Letterkunde (Amst. 1844, 1847, 2 dln.). Toen hij zijn onderzoekingen meer beperkt had tot Amsterdam, vervolgde hij deze mengelingen onder den titel Aemstels Oudheid. Gedenkwaardigheden van Amsterdam (Amst. 1855-1885, 7 dln.), waarin studiën en bronnen van allerlei soort zijn opgenomen. Ook afzonderlijk heeft Scheltema zeer veel over Amsterdam gepubliceerd: De Beurs van Amsterdam (Amst. 1846), Hendrik van Brederode te Amsterdam in 1567 (Amst. 1846), De IJzeren Kapel der Oude of St. Nikolaaskerk te Amsterdam (Amst. 1848), Het Archief der IJzeren Kapel in de Oude of St. Nikolaaskerk te Amsterdam (Amst. 1850), De Graaf van Leicester te Amsterdam in de jaren 1586 en 1587 (Amst. 1851), Het Archief van Amsterdam, beschreven door den Archivaris (Amst. 1862). Behalve de geschiedenis van Amsterdam trok de geschiedenis der zeventiende-eeuwsche kunst zijn aandacht; naast vele studiën in zijn verzamelwerken gaf hij Rembrand, Redevoering over het leven en de verdiensten van Rembrand van Rijn, met eene menigte geschiedkundige bijlagen, meerendeels uit echte bronnen geput, met portret (Amst. 1853), een der eerste pogingen om Rembrandt en zijn kunst weer te doen herleven. Een bijzondere plaats onder zijn werken neemt eindelijk in Het leven en de letterkundige verrigtingen van den geschiedschrijver Mr. Jacobus Scheltema, met portret (Amst. 1849).
Zie: Alg. Ned. Familieblad, 1885, 47 vlg.; in Aemstel's Oudheid VII (1885) een bibliografie met portret.
Brugmans