[Scheltema, Michiel Willem Ezn.]
SCHELTEMA (Michiel Willem) Ezn., 13 Oct. 1826 te Amsterdam geb. en 11 Mei 1904 te 's Gravenhage overl., broeder van den voorg., werd in 1846 student aan de kweekschool der Remonstranten, waar Abraham des Amorie van der Hoeven een zijner leermeesters was. In 1852 proponent bij de Rem. Broederschap geworden, zag hij zich nog in datzelfde jaar benoemd tot predikant te Nieuwkoop, waar hij in 't huwelijk trad met Alida Welmoet Tideman. In 1854 werd S. beroepen te Zwammerdam, en in 65 te Dokkum, waar hij tot 1880 in meer dan één betrekking nuttig werkzaam was. Vooral de weezenverpleging trok in hooge mate zijn aandacht en het was in 1870, dat vooral door zijn toedoen de Vereeniging in het belang der weezen tot stand kwam en een paar jaar later de Maatschappij tot opvoeding van weezen in het huisgezin, waarvan Scheltema directeur werd. Hij zei zijn predikantsbetrekking vaarwel en wijdde zich voortaan geheel aan de opgevatte taak. Op het door zijne Maatschappij aangekochte landgoed ‘Zandbergen’ bij Amersfoort werd een doorgangshuis gevestigd, waar van 1880 tot 1902 tal van weezen liefderijk verpleegd en opgevoed werden. In laatstgenoemd jaar werd het huis naar den Haag overgebracht.
Als schrijver is Scheltema bekend door zijn Woorden van stichting (1862-64; 2e dr. 1867); zijn Schetsen (1866; 2de dr. 67); zijn Nieuwe bundel Schetsen (1873) en zijn Verhalen voor jongens (1877). Verder schreef hij met P.C. van Wijk: Poging tot verbroedering der Protestantsche Christenen (1874), en in No. 26 der ‘Algem. Bibliotheek’ zijn Weesverzorging in vroegere en onze dagen.
Zie: Levensber. Letterk. 1905, 41.
Zuidema