eiland Motir (Timor) geslecht te hebben, vertrok hij naar Amboina, waar hij juist van pas aankwam om deel te nemen aan de tuchtiging van de onder Ternate staande Klein-Cerammers, bestaande in het verbranden van kampongs, versterkingen en schepen, doch voornamelijk in het vernielen van alle fruit- en nagelboomen, daar het niet verkoopen der nagelen tegen den overeengekomen prijs een der voornaamste grieven van de Nederlanders was. Men rekent, dat bij deze gelegenheid ± 65000 nagelboomen gekapt of van hun schors beroofd zijn! Na afloop van dezen niet zeer roemvollen arbeid vertrok de vloot naar Batavia en kon de admiraal 28 Oct. 1625 met de volgeladen schepen ‘de Eendracht’ en ‘het Wapen van Hoorn’ de terugreis naar Holland aanvaarden. Acht dagen daarna stierf hij echter in de straat van Sunda en werd begraven op een der eilanden van Bantam, van waar het stoffelijk overschot een jaar later door het jacht ‘den Arent’ werd overgebracht naar Batavia en 13 Nov. 1626 plechtig in de kerk aldaar begraven werd.
Zie: Heeringa, Levant. Handel 840; Kron. Hist. Gen. XXV (1869) 758. XXIX (1873) 17, 21, 22, 26, 30, 33, 35, 38, 42; Tiele, Bouwst. II, X, XI, 34-38, 42, 48-75; Daghreg. Bat. 1624-1629, 153, 175, 186, 209, 211, 295; Bronnen Gesch. Rott. II, 368.
Moquette