verder moeilijk te volgen; wij vinden hem te Zutphen, in 1545 te Haarlem, in 1548 weer te Basel waar hij te voren ook moet geweest zijn; in 1558 te Delft.
Hij schreef: Paraphrases in quatuor prophetas, quos majores vocant, videlicet Esaiam, Hieremiam, Ezechielem et Danielem (Basil. 1558); Paraphrases in duodecim Prophetas, quos Minores vocant etc. (Basil. 1558); Centuria Syntaxeon, in decades distincta, liber unus (Antv. 1530); Grammatica Latina (Antv.); de Fide justificante ad Cornélium Crocum liber unus (Basil.) (Crocus schreef hiertegen een brief: de Fide et Operibus (Antv. 1531); De Sacra Eucharistia, tegen de consubstantiatieleer; Observationes in Ev. Matthaei; Annotationes Scripturarum; Assertiones fidei, liber unus; Ad Sathanae Satellitum, liber unus; Adagiorum Chiliades tres (Antv. 1561; herdrukt 1645, 1656, 1660, 1670); Sylvula vocabulorum; seu selectarum orationum ac phrasium (Antv. 1563).
Zijn portret is o.a. verschenen in de door Ph. Galle in 1572 gegraveerde reeks portretten van beroemde nederlandsche geleerden.
Zie: J.W. te Water, Kort Verhaal der Reform. van Zeeland in de zestiende Eeuwe (Middelb. 1766) 18 v. en de daar genoemde bronnen; J.G. de Hoop Scheffer, Gesch. der Kerkherv. in Nederl. vóór 1531 (Amst. 1873) 32, 83, 85 v., 108, 343, 349, 391 v., 456, 599, 607; G. Brandt, Hist. der Reform. (Amst. 1677) I, 92, 213 v.; L. Knappert, De opkomst van het Protest. in eene N.-Nederl. stad (Leiden) (Leid. 1908) 120, 123, 166 v., 206; J. Reitsma, Gesch. van de Herv. en de Herv. Kerk (Gron. 1899) 67 v., 70, 90 v., 104; Theol. Tijdschr. 1868, 683; 1904, 325; W. Moll, Angelus Merula (Amst. 1855) 19 v.; C. Sepp, Uit het predikantenleven (Leid. 1890) 60; Arch. v. Kerkgesch. 1842, 13; 1843, 290-295; 1844, 321; 1845, 339; 1866, 4, 19, 54; Kerk. Handboek 1878, 121, 150; 1907, Bijl., 110, 142; B. ter Haar, Gesch. der christel. Kerk in Nederl. Amst. 1869) II, 14 v., 18. Over zijn Chiliades: W.H.D. Suringar, Erasmus over Ned. spreekwoorden (1873) lii.
Knipscheer