[Roeps, Johan Jacob]
ROEPS (Johan Jacob), geb. te 's Gravenhage 1 Jan. 1805, gesneuveld te Baroes (Sumatra's W.K.) 23 Maart 1840, vergezelde zijne ouders in 1816 naar Indië en trad daar als cadet-flankeur bij de mil. school te Semarang in mil. dienst (1819), werd in 1823 benoemd tot 2en luit. der inf., in 1828 tot 1en luit., hetzelfde jaar bij keuze kapt.; gedurende zijn verlof in Nederland (1830-35) diende hij bij het ned. leger, keerde in 1836 naar Indië terug, werd toen maj. en in 1838 luit.-kol. Hij nam deel aan de krijgsverrichtingen op Zuid-Celebes (1824) en West-Borneo (1825), aan den Java-oorlog (1825-30), en aan den strijd tegen de Atjehers in het N. van Sumatra's Westk. (1840), waarbij hij het leven liet.
In den Java-oorlog verwierf hij zich ‘een grooten naam, door zijne kennis der indische talen en zijn bij menige onderhandeling gebleken tact om met de hoofden om te gaan’. Bekend is het, dat hij zich bij die onderhandelingen met levensgevaar in 's vijands macht stelde.
Te Baroes is, ter plaatse van zijn dood, te zijner nagedachtenis een gedenknaald opgericht.
Zie: P.J.F. Louw en E.S. de Klerck, de Java oorlog (Bat. 1895-1910) o.a. II, 283; IV, 735 en vlg.; uitv levensbericht in Hand. en Geschr. Ind. Gen. I (1854) 372.
Kielstra