niet alleen de noodige gebouwen op en de prachtige kerk, 1 Oct. 1220 door zijn bloedverwant, den H. Engelbertus, aartsbisschop van Keulen, gewijd, maar deed zelf de noodige stappen bij het generaal kapittel van Citeaux voor de inlijving van het nieuwe klooster in de orde. Dit stelde de zaak ter onderzoek in handen der abten van Oudekamp en Villers, 1218, en nam het volgend jaar het klooster als dochter van Oudekamp in het verband der orde op. Uit een oorkonde blijkt, dat Richardis reeds na 1 Oct. 1220 aan het hoofd der abdij stond; een brief van paus Honorius IIl, 10 Dec. 1220, geeft haar slechts den titel van priorin, maar reeds in 1223 noemt zij zich zelve ‘Ego Richardis Dei permissione abbatissa in Ruremunde’. Uit verdere oorkonden blijkt, dat Richardis als abdis niet alleen de belangen en rechten van hare abdij, maar ook die van het graafschap zeer ter harte nam en dat haar zoon en kleinzoon haren raad en bemiddeling steeds op prijs stelden. Een bijzonderen begunstiger vond zij in den kardinaal-legaat Conraad van Urach, met wien zij waarschijnlijk reeds in betrekking stond, tijdens hij abt was van Villers en van Citeaux. Zij verkreeg o.a. van hem verlof tot het stichten van nog twee kloosters harer orde te Hoenepe bij Deventer en te Smithuizen, 1225. Het eerste alleen kwam door de zorgen van Richardis tot stand. Nog treurend over den vroegtijdigen dood van haren zoon graaf Gerhard, als stichter begraven in hare abdijkerk 1229, overleed zij volgens het necroloog der abdij 20 Sept. 1231, volgens het weinig vertrouwbare grafschrift 17 Dec. Slechts een enkel hagiografisch werk der cisterc. orde heeft hare gedachtenis levendig gehouden: Henriquez, Corona Sacra maakt eene korte vermelding van haar.
Zie: Sloet, Oorkondenb. v. Gelre en Zutfen, vnl. 362-363, 1152, 1181 en de daar aangeduide oorkonden; Chr. Henriquez, Lilia Cistercii (Duaci 1633) 178-183, 186; Gallia Christiana V, 389; J. Knippenbergh, Hist. eccl. duc. Geldriae (Brux. 1719) 78-81; A. Manriquez, Annalium Cist. IV, 152-153; J.B. Sivré Het necrologium der adellijke abdij van O.L.V. Munster te Roermond (Roerm. 1876) 1-4, 84, 85; Chron. Camp. in Annalen des hist. Vereins f.d. Niederrhein XX (1869) 280, 281, 285; Fisen, Flores ecclesiae Leodiensis (Leod. 1647) 599; Henriquez, Corona sacra della religione Cisterc. (Piacenza 1655) 124.
Fruytier