[Rhyn, Dirk van]
RHYN (Dirk van), geb. 1745 te Amsterdam, overl. aldaar 23 April 1817, ‘Stads Med. Doctor van den Ed. Acht. Gerechte en van de Stads Armen’, werd bij besluit van den amsterdamschen Raad van 28 April 1785 benoemd tot professor chemiae, pharmaciae et materiae medicae aan het Athenaeum Illustre. Deze eerste hoogleeraar in de chemie te Amsterdam aanvaardde 10 Oct. 1785 zijn ambt met het uitspreken eener rede de Dogmatico Chemiae cultu a practico non separando, deque causis, quibus viros principes ad utriusque impelli decet patrocinium. Andere publicaties van zijn hand zijn niet bekend; wel hield hij eenige malen een voordracht in de ‘Maatsch. van verdiensten onder de zinspreuk Felix Meritis’, o.a. in 1796 Over de verschillende hoedanigheden van het water. Een laboratorium stond eerst niet tot zijn beschikking; in den cursus 1803-4 gaf hij geen onderwijs ‘bij gebreke van een laboratorium’. Later heeft hij in zijn woonhuis, in de ‘Saayhal’ (Staalstraat) een eenvoudig laboratorium kunnen inrichten, dat ook door H.C. van der Boon Mesch is gebruikt en in 1831, volgens bevinding van G.J. Mulder bestond uit ‘een keuken en een paar onbeduidende vertrekken’. Vermoedelijk heeft van Rhijn zijn hoogleeraarsambt vereenigd met het uitoefenen van geneeskundige praktijk, want zijn salaris bedroeg, ook in 1808, nog slechts ƒ 500 en het aantal zijner studenten was zeer gering. Nog bij zijn leven, werd het onderwijs in de chemie en pharmacie - in 1810 - tevens opgedragen aan C.G.C. Reinwardt, als buitengewoon hoogleeraar (die op datzelfde tijdstip ook als gewoon hoogl. in de natuurlijke historie optrad).
Zie verder: W.P. Jorissen in Chem. Weekblad VIII (1911) 503-510 en W.P. Jorissen u.L.Th. Reicher, J.H. van 't Hoffs Amsterdamer Periode (Helder 1912) 13-17.
Jorissen