Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1178]
| |
zoon van Mr. Willem Reepmaker en Johanna op de Camp. Hij promoveerde 15 Juli 1739 te Utrecht tot Mr. in de beide rechten, was in 1739 hoogheemraad van de Zwijndrechtsche Waard en deed 4 Sept. 1742 den eed als poorter van Rotterdam. In 1749 werd hij schepen en in hetzelfde jaar vroedschapslid, wat hij tot zijn dood bleef. Van 1751-1754 was hij gecommitteerde in de Staten-Generaal, van 1763-1767 baljuw van Schieland en tusschen 1769 en 1776 meermalen burgemeester. Hij was vrijheer van St. Hubertsgerecht, heer van Strevelshoek en door zijn huwelijk, 1 April 1744 met Jacoba Catharina van Belle gesloten, heer van Noord-Waddinxveen en Sleeuwijk. Dit huwelijk werd bezongen door den dichter A. Suderman in zijn Echtkrans enz., en door een onbekenden dichter (non arte, sed amore). Bij zijn overlijden zag een Lijkzang het licht van Jan Verveer en Jan Spruit uit naam van het genootschap ‘Studium Scientiarum Genitrix’. Zie voor lit. art. M.W.R. (hieronder). Moquette |
|