Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1160]
| |
Rome vertrokken om zijn fortuin te beproeven, droegen zijn pogingen weldra vrucht en verkreeg hij in 1485 de door den dood van zijn oom Hugo van den Hove opengevallen prebende in het domkapittel te Utrecht en werd 21 Sept. 1489 toegelaten tot een kanonikaat. Na den dood in 1503 van zijn medekanunnik Gerlach van der Donck (I kol. 726) in het bezit gekomen van diens handschrift over de rechtsgewoonten van het domkapittel, vervaardigde hij van dit belangrijke stuk een eigenhandig afschrift, en vermeerderde den tekst met een aantal aanteekeningen. Vervolgens werd hij officiaal van den bisschop, proost van Westfriesland en in 1507 zag hij zich door den bisschop benoemd tot proost van het St. Pancraskapittel te Leiden, bleef als zoodanig te Utrecht gevestigd en overleed het volgend jaar, opgevolgd door Amelis van Suijlen. Kort voor zijn dood, 4 Mei 1518, werd hij vicaris-generaal van den bisschop. Zijn huis te Utrecht werd gekocht door den lateren paus Adriaan VI. Men verwarre hem niet met Adriaan Ram, zoon van Michael, eveneens domkanunnik en overl. 17 Mei 1550. Een Gerard Ram, kanunnik van St. Salvator en sinds 1549 ten Dom, overleed 25 Juni 1584; Jacob Ram, sinds 1539 kanunnik van St. Marie, overl. 15 Mei 1598. Zie: S. Muller Fz., Rechtsbronnen v.d. Dom v. Utrecht (Oude Vaderl. Rechtsbr. II: 5) 69; Drakenborch, Aanhangsel op de kerkel. oudheden v. Nederland 411, 472-75; Archief Aartsb. Utrecht XXVIII, 132-5, 153; L. Knappert, Opkomst v.h. protestantisme in een N. Nederl. stad (Leiden 1908) 29; J. de Wal, Collectanea (hs. universiteitsbibl. te Leiden) IV, 200 vo.; W. Brock (hs. rijksarchief Utrecht D. 1355); S. Muller Fz., De Dom van Utrecht (Utrecht 1906) 16; Oude Vad. Rechtsbr. II: 14, 264; De Wapenheraut VIII, 216 en 222. van Kuyk |
|