gemeente (Kirk a.w. 388), evenals zijn vriend Hendrik Beeckman, was in 1569 ouderling bij de hollandsche Gemeente en huwde er 13 Mei 1571 met Johanna Rackets, dochter vermoedelijk van John en Beatrice (Kirk a.w. I 416; II, 24). Toen in Mei 1575 te Antwerpen van Meteren werd gevat, behoorde R., met zijn vriend, den schilder Joris Hoefnagel, tot hen, die zijne invrijheidstelling bewerkten; 14 Juni 1576 schreef hij te Londen eene inscriptie in van Meteren's album (Oud-Holland XV (1897) 167) en werd er in 1578 door de hollandsche Gemeente aangewezen voor de verzameling der stukken voor de beschrijving van de Historie der nederlandsche geschiedenissen (Kuyper, Kerkeraadsprotocollen der holl. gem. te Londen (Utr. 1870) 3, 4, 9, 13, 74, 258, 310, 313 en Toorenenbergen, Colloquia holl. gem. in Engeland (Utr. 1872) 49). In 1580 verliet hij Londen om zich wederom te Antwerpen te vestigen en sloot thans vermoedelijk hier vriendschap met Philips Lansbergen, destijds daar predikant. De Johan R. die in 1584 en 1585 voorkomt als lid van het consistorie der herv. Gemeente te Keulen (Werken Marnix-vereen. S. I dl. III (Utr. 1883) 202), zal een naamgenoot zijn, omdat hij nog te Antwerpen bij de overgave der stad aan Parma in 1585 van stadswege eene belooning ontving voor zijn goede diensten daarbij (Navorscher LIII (1903) 468). In 1586 verliet hij Antwerpen om zich te vestigen te Aken, evenals ook Andries en Aernout R. de stad verlieten, de laatste om zich te Middelburg te vestigen als wijnkooper (poorter 23 Jan. 1589). Te Aken correspondeerde R.o.a. met Justus Lipsius, was er zeer bevriend met den meermalen over
hem sprekenden oudheidkundige en dichter Joh. Vivien in wiens album (kon. bibl.) hij 26 Nov. 1590 voorkomt, werd er lid van de magistraat en beschermde ook hier de ballingen tot de keizer het stadsbestuur in de ban deed. Komt in 1593 reeds Aernout's zoon Hendrik R. te Middelburg als onderklerk van het stadsbestuur aldaar voor (ondertr. als j.g. van Antwerpen 30 Nov. 1596 met Beatrix Schoutens), Johan vestigde zich daar als wijnkooper eerst in 1599. Verwantschap met bovengenoemden Hendrik blijkt wel daardoor, dat R. 9 Jan. 1600 getuige was bij den doop van diens zoon Aernout (die omstr. 1629 zijn vader als klerk ter registratuur opvolgde en 23 Dec. 1629 te Middelburg ondertrouwde met Susanna Waywel); 12 Febr. 1600 verloor R. er zijn vrouw. Sinds 9 Sept. 1600 ouderling, werd hij er nog afgevaardigd ter provinciale Synode te Tholen 12-20 Nov. 1602 (Reitsma en van Veen, Acta V (Gron. 1896) 50, 76). Uit zijne tot Ortelius' dood met dezen gevoerde correspondentie blijkt ook R.'s werkzaamheid op natuurkundig, speciaal optisch gebied; Lansbergen publiceerde bovendien van hem twee waarnemingen omtrent maaneclipsen dd. Aken 22 Febr. 1598 en Middelburg 2 Oct. 1605 (Ph. Lansbergii Astrolabium (Midd. 1628) 37 en dez. Observ. thes. (Midd. 1632) 87, 118). Ongedrukte brieven van R. vindt men ter leidsche univ. bibl., gedrukte aan hem in J. Lipsii Epp. select. cent. prima (Lugd. Bat. 1586) 99; dez. Epp. cent. prima miscell. (Antv. 1605) 116-8; DeIprat, Lettres inédites de Juste Lipse (in Verh. kon. Ac. afd. Letterk. I, 1858, 67) en vooral die met o.a. Ortelius, Jacq. Cole (waarbij eene autobiographie) en Joh. de Coninck bij
Hessels, Eccl. Londino-Bat. Archivum T. I, II en III: 1 en 2 (Cant. 1889-1897) reg. Zijne genealogie en portret is opgenomen in Ferwerda Wapenboek III (Leeuw. 1780). Van zijn 12 kinderen zijn te