[Rabenhaupt, Karel]
RABENHAUPT (Karel), baron de Sucha, erfheer van Lichtenberg, Fremesnich en Grumbach, geb. 6 Jan. 1602 in Bohemen, overl. 12 Aug. 1675. Hij kwam onder de troepen van graaf Ernst van Mansfeldt en hertog Christiaan van Brunswijk in 1622 uit de Paltz naar Nederland, nadat hij om het geloof uit Bohemen was gevlucht en in dienst zijnde van den keurvorst van Saksen het verlies van Bautzen had meegemaakt. Tijdens het ontzet van Bergen-op-Zoom diende hij als soldaat onder prins Maurits. Na zich met veel ijver zoowel theoretisch als practisch op de militaire wetenschappen te hebben toegelegd kwam hij in 1626 te Groningen en diende daar onder de bevelen van graaf Ernst Casimir. Bij het beleg van Grol (1627) toonde hij zich goed tehuis in de taktiek van den vesting-oorlogen werd tot vaandrig bevorderd. Ook werkte hij mede aan de versterking van Lieroort, de Bourtange en Langakkerschans. Tijdens het beleg van 's Hertogenbosch (1629) werd hij tot luitenant benoemd; hij nam later deel aan het beleg van Roermond en van Maastricht (1631). Een aanzoek om in dienst van den koning van Polen over te gaan sloeg hij af, maar een dergelijk verzoek van den landgraaf van Hessen nam hij aan. In zijn dienst bestuurde hij het beleg van Wezel en klom weldra op tot luitenant-generaal. In den strijd tegen de keizerlijke troepen werd hij bij Neuss krijgsgevangen gemaakt doch wist weldra te ontvluchten; door Frankrijk trekkende kwam hij over zee in Holland terug. Na het einde van den oorlog vroeg en verkreeg hij zijn eervol ontslag uit den militairen dienst doch in 1672 werd hij door Stad en Lande van Groningen tot verdediging van dit gewest opgeroepen. Met veel talent en dapperheid verdedigde hij de stad Groningen; na het opbreken van het beleg trad hij aanvallenderwijze op en verdreef de
Munsterschen uit het grootste gedeelte van Groningen. Voorts nam hij Coevorden in (1672), ter belooning waarvoor hij het drostambt en gouvernement van Coevorden kreeg. Achtereenvolgens deed hij (voorjaar van 1673) de Bunner en de Nieuwe schans versterken; na menig bloedig gevecht trok R. met grooten buit en vele krijgsgevangenen naar Drente. In 1674 ging hij, na het terugtreden van Johan Maurits de leiding van den krijg in het Noorden ontvangen hebbende, hoewel de jonge Hendrik Casimir hierop aanspraak maakte, opnieuw aanvallend te werk met fransche en groningsche troepen, tegen de troepen van den bisschop van Munster in Bentheim. Hij vermeesterde Nordhorn en kleine plaatsen in Twente en Neuenhaus. In Oct. van hetzelfde jaar nam hij, of liever de Prins, die het bestuur van de belegering van hem overnam, Grave na een beleg van vier maanden in. Tijdens dat beleg had hij den bekenden hevigen twist met den jongen Hendrik Casimir II van Nassau. Op het laatst van zijn leven bleef R. te Coevorden, als gouverneur dier vesting en drost van Drente.
Zijn portret is gegraveerd o.a. door Cr. v. Queborn, L. Visscher en R. de Hooghe. Geschilderd hangt het op het stadhuis te Groningen en in het Rijksmuseum te Amsterdam.