Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1134]
| |
Aanvankelijk bij het timmervak geplaatst, ging de leergierige knaap weldra naar 't onderwijs over, legde met goed gevolg de vereischte examens af en werd ondermeester aan de school van Verboon te Schiedam; ook woonde hij de lessen bij van ds. W. Goede te Rotterdam, die een cursus voor onderwijzers had geopend. Op 21-jarigen leeftijd richtte hij te Schiedam een eigen school op en werd drie jaar later tot hoofd der Departementsschool van 't ‘Nut’ in Haarlem benoemd. Terzelfder tijd trad hij in 't huwelijk met Francina van Eyk, die hem een tiental kinderen schonk. Meer en meer ging er hier in Haarlem een hooge roep van Prinsen uit. Op voordracht van de Commissie voor onderwijs in Amstelland verkreeg hij in 1810 honoris causa den eersten rang. Zes jaar later werd hij tot directeur der op te richten Rijkskweekschool voor onderwijzers te Haarlem benoemd (de eerste van dien aard in ons land), welke betrekking hij tot zijn dood heeft waargenomen. Tevens werd hij in 1820 schoolopziener in het 2de district van de prov. Noord-Holland. In die beide laatste betrekkingen heeft P. bijna 40 jaren lang den grootsten invloed op ons onderwijs uitgeoefend. Meermalen werd zijn school door aanzienlijke personen, zelfs uit Frankrijk en Engeland, bezocht, om de ‘methode-Prinsen’ te leeren kennen. Onder die bezoeken is dat van Victor Cousin door diens werk De l' Instruction publique en Hollande wel het meest bekend geworden. P. is de invoerder van een nieuwe leesmethode, die weldra algemeen gevolgd werd en meer dan een halve eeuw in ons land van kracht gebleven is. Ontvouwd vindt men haar in zijn handleiding: Leerwijze om kinderen te leeren lezen (1817; 12de dr. 1878), in briefvorm opgesteld naar den trant van Pestalozzi, door P. hoog vereerd. De vroegere spelmethode werd door deze klankmethode geheel verdrongen, gelijk 50 jaar later Prinsen's leesleerwijze weer verdrongen is geworden door de leesmethode-Bouman (I kol. 441). Behalve het boven reeds genoemde werk, schreef Prinsen nog: Pestalozzi's leerwijze in de kennis der getallen (1820); Belooningen en straffen als middelen der opvoeding (1823); Grondbeginselen van opvoeding en onderwijs, naar het Duitsch van Niemeyer (1828); Beginselen der zielkunde (1833, 2de dr. 1846); Beginnend onderwijs in de Nederduitsche taal (1838) en Beginselen van de voorstellen-leer der Nederd. taal voor aankomende onderwijzers (1844). Verder een aantal Leesboeken voor min en meer gevorderde leerlingen, Leerboeken voor rekenkunde, meetkunde; zangoefeningen enz. Zie: Levensb. Letterk. 1854, 71; de Toekomst 1877, 385; Kuiper, Gesch. Chr. L.O. in Nederl. (2de dr. 1904) 54 en Scheepstra en Walstra, Bekn. Gesch. van de Opvoeding en het Onderwijs (3de dr. 1905) 97. Zuidema |
|