Voor zoover bekend, heeft hij tweemaal contract geteekend voor een leverantie, in 1762 met de stadsdirecteuren van Goes (J. de Kruyter in Goessche Crt. 7 Jan. 1908) en in 1774 met het ambtsbestuur van Nijkerk (G. Beernink in Bijdragen en mededeelingen van Gelre XIII (1910) 433; Caecilia 1910, 359), maar beide keeren werd zijn werk afgekeurd en de definitieve opdracht gegeven aan den klokgieter Andreas van den Gheyn te Leuven; blijkbaar verstond Petit niet de kunst van klokken-draaien. Door hem gegoten luiklokken zijn o.a. te Sprang (1740; Bull. Oudh. Bond III, 103) en te Nijkerk (1775; Bijdragen Gelre t.a. p. 445).
Te raadplegen literatuur, veelal onderling in tegenspraak: Bouwsteenen II, passim; H. Böckeler, Beiträge zur Glockenkunde (1882) 69; H. Otte, Glockenkunde (2e Aufl. 1884) 205; G.H. van Borssum Waalkes, Friesche klokkeopschriften in De Vrye Fries 1885; 1892; 1895 passim, vooral 1895, 63; brief van A. Fritsen aan J.W. Brouwers c. 1883 (bij mij).
Enschedé