Besl. van 28 Dec. 1898, dat een eervol ontslag met de meest vereerende dankbetuiging verleende, hield tevens in eene benoeming tot Minister van Staat. Als ‘staatsman in ruste’ vestigde Mr. van Panhuys zich op zijn geboortehuis de Nienoort, waar hij reeds sedert 1886 de zomermaanden placht door te brengen. In den laten zeer mistigen avond van 6 November 1907 keerde hij, vergezeld van zijne tweede echtgenoote, Trina Looxma, zijn zoon (Jhr. Hobbe van Panhuys, burgemeester van de Leek) en diens echtgenoote per rijtuig van Groningen naar de Nienoort terug. Door een noodlottig toeval geraakte het rijtuig in het Hoendiep onder de gemeente Hoogkerk te water. De vier in het rijtuig gezeten personen alsmede de palfrenier verdronken, de koetsier werd gered. Jhr. Mr. van Panhuys, aldus getuigde Mr. T.M.C. Asser nog bij diens leven, was ‘toegerust met eene grondige kennis van het nederlandsche staatsrecht in zijn ganschen omvang, uitmuntende door een gezond en helder oordeel en een juisten, scherpen blik, afkeerig van noodeloozen omhaal van woorden, alle eigenschappen, die de staatsman, bekleed met het hooge ambt dat hem is toevertrouwd, behoort te bezitten’.
Zie: J.A. Feith in Gron. Volksalm. 1908, 195-207 (met portret); T.M.C. Asser in Woord en Beeld, Febr. 1896.
Feith