zijn ontslagaanvrage, waarna hij zijn aanneming introk.
In 1721 huwde hij Johanna Theodora van Scherpenzeel. Van zijn kinderen is hier een artikel gewijd aan zijn zonen Johannes Alexander Wynandus en Andreas Willem.
Verschillende geschriften van zijn hand zagen het licht. Hoewel zijn werk van minder beteekenis is, kan hij als schrijver genoemd worden naast zijn tijdgenoot Hendrik Brenkmann (zie I kol. 460). Gelijk deze richtte hij zijn studie op de samenstelling der Pandecten; zooals Brenkmann op Modestinus en Alfenus Varus zijn aandacht vestigde, heeft Pagenstecher een verhandeling gegeven over Appius Claudius Centemmanus, over Pegasus, bekend door het Senatusconsultum Pegasianum, en over Pomponius, over den laatste in zijn - het meest bekende - werk: In Sexti Pomponii JCti ad Sabinum de re testamentaria et de bonorum possessionibus libros quatuor commentarius (Lemgoviae 1723 en 1750). Verder een aantal disputaties, waarvan te noemen is: de Lege Falcidia in legatis piis cessante, en een lijkrede op J.J. de Famars (Amst. 1721).
Zijn portret is gegraveerd door Bernigeroth.
Zie: Bouman, Gesch. der Geld. Hoogesch. II, 89-90, 143, 246-8, 278; D. Nettelbladt, Initia hist. litt. Jur. (Halae 1774) 58, 63, 68, 355; J.H. Withof, Acta Sacrorum Secularium Acad. Duisburgensis (Duisb. 1756) 104 en 122 en de literatuur onder zijn vader.
van Kuyk