[Outreleau, David d']
OUTRELEAU (David d'), of Ultralaeus, geb. te Middelburg en huwende aldaar 8 Juni 1603, bij de waalsche gemeente, met Anna Copin van Antwerpen, was van 1604 tot 1 Nov. 1611 een der vier stadsdoctoren in zijn geboorteplaats. In 1613 was een David d'O. met Karel Françoisz. en Gaspar Pelletier lid van dit collegium medicum medioburgense en weigerde toen zijn naam te plaatsen onder het ontkennend antwoord zijner collega's of men aan een kraamvrouw onder bepaalde omstandigheden muskus mag toedienen, naar aanleiding van de geruchtmakende zaak van Phil. Lansbergen (kol. 775 vv.). Tot diens verdediging gaf hij uit een Tractatus medicus perbrevis, in quo succincte ac disposite disputatur an puerperae liceat exhibere moschum (Midd. 1613), opgedragen aan den waalschen predikant Jean Doucher en wederlegd door Corn. Herls (kol. 568) en Hier. Smallegange. Een brief aan een doctor David Doutreleau van Petrus Gruterus dd. 24 Jan. 1620 komt voor in Petri Gruteri Epp. centuria sec. (Amst. 1629) 164-5. Een zoon van hem was wellicht Ludovicus Douterleau, geb. te Middelburg omstr. 1608, als cand. jur. te Leiden ingeschreven 6 Oct. 1642, advocaat te Middelburg en identiek misschien met den Mr. Lowijs d'O., als weduwnaar 11 Sept. 1666 ondertrouwd met Cornelia Peltiers, wed. van dr. Johannes Wilhelmi.
Zie: A.A. Fokker, Philippus Lansbergen in Archief Zeeuwsch Genootschap V (Midd. 1862) 8, 9; Kesteloo, de Stadsrek. van Middelburg V (Midd. 1899) 27 en Fokker en de Man, Levensber. van Zeeuwsche medici (Midd. 1901) 38-9.
de Waard