Edam, waar hij van den beginne af zijn vader behulpzaam was in de oprichting zijner Maatschappij, waarvan Martinus Nieuwenhuyzen bijna tien jaar lang de secretaris was. Bij de verplaatsing van 't hoofdbestuur der Maatschappij in 1787 naar Amsterdam begaf ook hij zich met der woon naar deze stad. In 1789 trad hij in 't huwelijk met Anna Maria Herding, die hem reeds vier jaar later door den dood ontviel. Kort daarna overleed ook hij. Zijn nagedachtenis werd in de beide amsterdamsche departementen der Maatsch. door lijkredenen van G. Brender à Brandis, en M.C. van Hall geëerd, terwijl zijn zwager A. Loosjes Pz. een treffend geschrift tot zijn aandenken uitgaf. Van zijn geschriften noemen wij: Apotheek in vragen en antwoorden. Voor eerstbeginnenden (1782); Verhandeling over het kunstmatig lezen (1788; 5de dr. 1800); Schoolboekjen van Nederlandsche deugden, uitgeg. door de Mij. tot N.v. 't Alg.; met pl. (1788); een gezang De Mensch (1789), een treurspel Desdemona (1789) en Lettergeschenk voor de Nederl. jeugd, met pl. (4de dr. 1825).
Zijn portret is door Th. de Roock en door J. Wijsman gegraveerd.
Zie behalve de literatuur bij het voorg. artikel: Rotterdamsche Librye van 1 Mei 1890, 6.
Zuidema