[Nieuwenhuyzen, Jan]
NIEUWENHUYZEN (Jan), de stichter van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, 1 Sept. 1724 te Haarlem geb. en 24 Febr. 1806 te Amsterdam overl. Aanvankelijk opgeleid voor den boekhandel, ging hij later theologie studeeren aan het doopsgezind seminarie van Amsterdam en werd in 1758 predikant; eerst te Middelharnis, toen te Aardenburg en daarna in Monnikendam, waar hij woonde toen hij in 1784 op 60-jarigen leeftijd bovengenoemde Maatschappij oprichtte. Hij was gehuwd met Gezina Wijnalda, geb. 1722 en overl. 1787, die hem drie kinderen schonk, waarvan er bij zijn overlijden nog maar één, zijn dochter Margaretha, in leven was. Rijk in levenservaring en nauwgezet voor zich zelf, was N. bezield met grooten lust om voor zijn medemenschen nuttig te zijn, wat de beweegreden was tot het stichten van de bekende Maatschappij, die zoo ontzaglijk veel voor het onderwijs der jeugd en voor de volksbeschaving van ons land in 't algemeen heeft gedaan. Tot hare instellingen behooren thans (1912) 324 volksbibliotheken, 140 spaarbanken, 50 bewaarscholen en tal van andere nuttige instellingen. De hoofdzetel van het ‘Nut’ was tot 1787 te Edam gevestigd, doch werd in dat jaar naar Amsterdam overgebracht.
Nieuwenhuyzen heeft een aantal leerredenen en redevoeringen nagelaten, waarvan die Over de voortreffelijkheid der wijsheid wel het meest bekend is. 's Mans leven werd uitgegeven van wege de door hem gestichte Maatschappij. Zijn honderdjarige sterfdag werd in 1906 algemeen herdacht.
Zijn portret is o.a. naar A. de Lelie gegraveerd door L.A. Claessens, R. Vinkeles, L. Portman e.a. Ook is het door J.B. Tetar van Elven gegraveerd.
Zie: G.W. Kernkamp, Jan Nieuwenhuyzen herdacht (1906); Vaderl. Letteroefeningen 1855, 15 en Brender à Brandis, Het ware doel der Maatsch. tot Nut v. 't Alg. (1788).
Zuidema