[Nes, Mr. Jacob Gerard van]
NES (Mr. Jacob Gerard van), oudste zoon van Jacob van Nes, ambachtsheer van Meerkerk, werd 11 Oct. 1776 te Utrecht geb., overl. 23 Maart 1859 op den huize Oudwijk bij Utrecht. Hij promoveerde 25 Nov. 1797 te Leiden in de rechten öp een dissertatie: de Natura et Vi Argumenti a contrario sensu petito. Hij oefende de praktijk uit, werd advocaat van den algemeenen aanklager te Utrecht, in 1801 adj. proc.-generaal bij het Hof te Utrecht en in 1802 lid van dit Hof. Na bedankt te hebben voor raad in het keizerlijk Hof v. Cassatie te Parijs, werd hij vrederechter te Maarsen, voor welke benoeming hij in 1817 bij gelegenheid zijner verkiezing tot lid der Tweede Kamer bedankte. Daar behoorde hij reeds dadelijk tot de oppositie, die bijna onafgebroken door enkelen in de Tweede Kamer tegen het financieel beheer onder Willem I is gevoerd. Dit bleek vooral bij de begrootingswetten voor 1818. Met G.K. van Hogendorp was van Nes een der felste opposanten. In zijn rede, (waarover zie het eerst na te noemen werk van de Bosch Kemper bl. 535), in hoofdzaak tegen het financieel beheer der ministers gericht, bracht hij ook de wenschelijkheid ter sprake om het beginsel der ministerieele verantwoordelijkheid in onze wetgeving op te nemen, wat in lijnrechten strijd met het gevoelen des Konings was. Van Nes' rede maakte zooveel indruk, dat ook na aanneming der begrooting de directeur-generaal van oorlog, Piepers, het noodig achtte zijn beheer in een schrijven aan de 2e Kamer te verdedigen, waarop v. Nes schriftelijk antwoordde (zie over deze rede Handel. Tweede Kamer 1817/18 bl. 185 vlg. en bl. 204 vlg.). De regeering nam de rede van van Nes zoo kwalijk, dat, onder invloed van den gouverneur van Utrecht, hij in den zomer van 1818 niet herkozen
werd; in zijn plaats werd gekozen de sterrenkundige Utenhove van Heemstede. In 1830 werd hij weder lid der Tweede Kamer voor Utrecht; waar hij toen o.a. het voorstel deed om voortaan de begrooting te