[Nelissen, Jacobus]
NELISSEN (Jacobus), geb. 3 Oct. 1752 te Mill in N.-Brabant, overl. 6 Dec. 1817 te Batavia. 4 Maart 1807 verscheen er een decreet van koning Lodewijk, gunstig beschikkende op het verzoek van Jacobus Nelissen en Lambertus Prinsen om als missionarissen naar Batavia te mogen vertrekken. Beide seculiere priesters van de hollandsche missie waren sinds 1805 werkzaam geweest in Kaapstad, doch hadden, na het veroveren dier kolonie in 1806 door de Engelschen, hun arbeid aldaar moeten staken (zie het art. Lansink, kol. 785). Wijl de nieuwe benoemde gouverneurgeneraal Daendels, die het plan niet ongenegen was, op een spoedige overkomst had aangedrongen, verleende de vice-superior, Luigi Ciamberlani, aan beide priesters voorloopig dezelfde volmachten, welke zij eertijds in de Kaap-kolonie hadden bezeten en benoemde tevens Nelissen tot apostolisch prefect van de nieuw op te richten missie, welke beschikkingen door de Propaganda 8 Mei 1817 zijn bekrachtigd. Hierbij moet aangemerkt worden dat de prefectuur van Java door den H. Stoel niet als een zelfstandige werd opgericht, maar met de hollandsche zending vereenigd zou blijven. Niettegenstaande engelsche schepen aan onze kust kruisten, gelukte het beiden missionarissen 22 Juli 1807 van Texel weg te zeilen; 4 April 1808 kwamen zij behouden op de ree van Batavia aan. 12 April 1808 verscheen het eerste besluit van het gouvernement in Indië met betrekking tot de R.K. missie op Java. Tot goed begrip van verwikkelingen, welke veel later volgden, moet erop gewezen: vooreerst, dat dit besluit aan genoemde priesters verlof gaf op Java te arbeiden krachtens het hierboven vermeld decreet van koning Lodewijk; ook voor het vervolg heeft men streng vastgehouden aan een voorafgaande goedkeuring van het gouvernement, aan
bezit van het z.g. ‘radicaal’; vervolgens, dat in dit besluit geen melding werd gemaakt van het ambt van apostolisch prefect, waardoor aan Nelissen de leiding der missie was toevertrouwd; feitelijk hield de regeering het opperbestuur der missie nagenoeg geheel aan zich; ten derde hadden zij hun functiën waar te nemen onder de ‘roomschgezinden’ in de kolonie; van bekeeringswerk onder de niet christelijke bevolking werd niet gerept. De lijfarts van den gouverneur, F.C.N. Assmuss, verleende aan de twee nederlandsche priesters aanvankelijk gastvrijheid. Spoedig daarop konden zij beschikken over een afgedankte kazerne van bamboe te Weltevreden; daarin droeg 15 Mei 1808 de prefect Nelissen voor het eerst in het openbaar de h. mis op. Ter eere van den koninklijken beschermheer werd het schamele kerkje toegewijd aan den H. Lodewijk. Weldra verkreeg echter