[Nauta, Sicco Godefridus]
NAUTA (Sicco Godefridus), geb. te Midlum 30 Jan. 1786, gest. te 's Gravenhage 10 Dec. 1804, zoon van den predikant Petrus Jan N. (geb. te Franeker in 1762, pred. te Midlum sinds Apr. 1785) en Adriana Abbing; trok met zijn vader naar Zonnemaire (beroepen aldaar in 1792, bev. 28 Oct.); kon niet volgens zijn wensch eveneens predikant worden, waarom hij voor apotheker studeerde bij Cornelis van der Grijp te Zierikzee, die hem, evenals zijn kostbaas, de predikant en conrector Nicolaas Stelt, liefde voor de letterkunde wisten in te boezemen, tot hij als provisor in den aanvang van 1803 naar een apotheek in den Haag vertrok. N. vervaardigde verschillende gedichten, die hij meestal ter goedkeuring zond aan zijn nicht Petronella Moens (kol. 931) en zijne vriendin Agatha Deken, en die met belangstelling ontvangen werden; eerstgen. vervaardigde op hem een lof- en lijkdicht. Zijn vader overleed kort na hem op 28 Aug. 1805. N.'s silhouet komt voor bij zijn biografie (die ook proeven zijner gedichten bevat) door J. Berman in Zeeuwsche volksalmanak voor 1837, 134-162; zie voorts Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen II (Midd. 1893) 263-65.
de Waard