tijdlang redacteur van de Rozendaalsche Courant en stierf in 1868 op slechts 37-jarigen leeftijd aan den typhus. Als novellist en schrijver van andere opstellen bezat La Motte ongetwijfeld letterkundige verdiensten. Men vindt zijn bijdragen, meest onder zijn eigen naam geschreven, doch soms ook onder het pseudoniem Sylvius of Bosschenaar en dat van C.L.M. van der Goes, in de tijdschriften Europa, Nederland, Vaderl. Letteroefeningen, Holland, Vergeet mij niet, Almanak voor het schoone en goede e.a. jaarboekjes; verder in het tijdschr. Gelderland, de Damescourant en het Dames-maandschrift, waarvan hij een tijdlang redacteur was. Verbazend vruchtbaar was La Motte's pen, vooral in de jaren 1855-62. Kenmerkende fouten van dezen schrijver waren langdradigheid en breedsprakigheid, die hij intusschen gemeen had, 't zij tot zijn verontschuldiging gezegd, met bijna al zijn tijdgenooten. Daarnaast staan evenwel vernuft, talent. vindingrijkheid en gloed van schildering, die inderdaad een sieraad van zoo menige zijner vertellingen en schetsen uitmaken.
's Mans letterkundige nalatenschap mag vrij aanzienlijk heeten; zij bestaat zoowel uit afzonderlijke uitgaven, als uit novellen, verhalen en recensies van boeken in allerlei tijdschriften. Bovendien schreef hij vertalingen uit het engelsch en duitsch. Van de eerste noemen wij: Een kerkgang te Tilburg. Fantasiën op een thema uit het leven, Dr. G.D.J. Schotel toegewijd (1855) en de Delftsche tentoonstelling van Oudheden (1863). Van zijn bijdragen in tijdschriften: Mieke Trien (in de Vaderl. Letteroefeningen van 1860; 2de st.); Dries de strooper (in Gelderland 1855); Watersnoodfantasiën (ibid.); Vloek en zegen, een Oudejaarsavond-vertelling (ibid.); en Een handvol Typen, aan het vrouwelijk leven ontleend (ibid., 1856); De bedevaartgangers, een schets uit de Meyerij (in Nederland 1857); Een jongelingsleven (in den Muzenalmanak Vergeet mij niet 1857), en Schuld en boete (ibid. 1858; met portret van den schrijver); Liesbeth, een dorpsvertelling (in Almanak voor het schoone en goede 1860); Een goede raad. Vertelling uit de Meyerij en Wat hij moest worden en wat hij werd. Schets uit het Hollandsche Volksleven (beide uit Lectuur voor de huiskamer 1856). Van zijn vertalingen zijn het meest bekend: Georgine, uit het Eng. van Athford Owen (1859) en Nora, uit het Duitsch van Ottilia Wildermuth (1860).
Zie: Levensber. Letterk. 1869, 197.
Zuidema