[Milius, Pieter Jacob Meesters]
MILIUS (Pieter Jacob Meesters), geb. te Gorcum 11 Dec. 1791, overl. te Amersfoort 4 Mei 1826, zoon van Ph. Milius en A.M. Meesters. Hij doorliep te Gorcum de latijnsche school, was in 1808 student in de geneeskunde aan de hoogeschool te Utrecht, in Dec. 1811 Dr. in de medicijnen, in 1812 off. van gezondheid bij het fransche leger. Hij verliet 1 Apr. 1812 Utrecht om zijn nieuwe bestemming te volgen, bereikte 30 Juni het leger te Kownie aan de Niemen, werd door toedoen van baron Desgenettes aangesteld bij het vaste hospitaal te Minsk en bleef hier werkzaam, tot hij 16 Nov. met het overschot van het fransche leger terugtrok en 14 Dec. te Wilna in russische krijgsgevangenschap geraakte. Hij werd als geneesheer aangesteld bij eene afdeeling spaansche en portugeesche krijgsgevangenen uit de fransche armee, die, op last van den russischen keizer, over zee naar hun vaderland werden teruggevoerd. Hij vergezelde hen naar Memel en bleef te Riga krijgsgevangen, tot hij te Petersburg kwam en van daar in 1814 naar het vaderland terugkeerde. Hij woonde nu afwisselend te Schoonhoven en Gorcum.
In 1815 was hij in onderscheidene hospitalen werkzaam, o.a. te Luik en in 1817 bij dat te Middelburg, doch nam, wegens verschil met zijne superieuren, zijn ontslag en vestigde zich in 1818 als geneesheer te Wageningen.
Hij huwde 11 Febr. 1820 aldaar met Johanna Petronella Verleng en woonde sinds Sept. 1822 te Amersfoort, was aldaar bestuurslid van het Depart. Amersf. der Maatsch. tot nut van 't Algem. en van de afd. van het Nederl. Bijbelgenootsch., tevens lid van de plaatsel. schoolcommissie en van de comm. van het financ. beheer der herv. Kerk.
Hij schreef: Waarneming eener zenuwachtige ontstekingskoorts, benevens eenige algemeene aanmerkingen over de genezingen der zenuwkoortsen (Middelb. 1818) en Waarneming eener algemeene verstijving (tetanos) in Moll en Eldik, Prakt. tijdschr. v.d. Geneesk. Supplem. Band I St. 3, 193 (1823) en vertaalde een werkje van von Kirchhoff, Verhandeling over den Mil. Geneesk. Dienst (Utr. 1822).
de Witt Huberts