[Meppen, Karel Nicolaas]
MEPPEN (Karel Nicolaas), predikant bij de evang. luth. Gemeente, eerst te Winschoterzijl, daarna te Schiedam en te 's Gravenhage, geb. 13 Apr. 1805 te Giesen-Nieuwkerk bij Gorinchem, waar zijn vader plattelandsheelmeester was, en overl. 19 Oct. 1869 in den Haag. Reeds als student aan het amsterdamsche seminarie onderscheidde hij zich door zijn smaak voor letterkundige studiën; in een vriendenkring, waartoe o.a. Kindermann en Lublink Weddik behoorden, werden zoowel de voorn. voortbrengselen der duitsche, fransche en engelsche als die der nederl. letterkunde trouw gelezen. In den Haag, waar hij van 1839 tot 69 predikant was, vonden zoo wel zijne voordrachten in ‘Oefening kweekt kennis’ als zijn toespraken tot de gemeente grooten bijval. In 1844 richtte hij in deze stad met Lublink Weddik het thans nog bestaande tijdschrift De Tijdspiegel op, dat hij tot 1857 met dezen en hun beider vriend Kindermann redigeerde. In 1846 werd Meppen tot curator van het Evang. Luth. Seminarie in Amsterdam benoemd; in 1853 werd hij lid van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden, voor welker Levensber. hij 10 jaar later het levensbericht van Lublink Weddik schreef, en bij de viering van den 350sten gedenkdag der kerkhervorming gaf hij 31 Oct. 1867, als secretaris der Synode zijner kerk, in 't licht: Bladen en vruchten uit Luthers leven. IJverend voor de verbetering van het kerkgezang in de gemeente, had hij een paar jaar vroeger uitgegeven: Feest- en kerkliederen en een Beknopte geschiedenis van het Christ. gezangboek bij de Evang. Luth. gemeente in gebruik (beide in 1865).
Zijn portret is op steen geteekend door J.H. Huyser.
Zie: Levensber. Letterk. 1871, 3.
Zuidema