[Meesters, Pieter]
MEESTERS (Pieter), hoofdonderwijzer der fransche en nederduitsche scholen te Sluis, waar hij 24 Febr. 1837 overl. Geb. 21 Oct. 1778 te Rotterdam uit welgestelde ouders - de vader Jan M. was geruimen tijd notaris te Alphen, de moeder heette Hendrina van der Mes - verloor hij reeds als kind van 3 jaren zijn vader. Hij genoot goed onderwijs, werd na de schooljaren door zijn stiefvader, J. Zwaan, tabaksfabrikant te Rotterdam, in diens zaak geplaatst en leidde, eerst als handelsreiziger, toen in andere betrekkingen, een vrij avontuurlijk leven. Achtereenvolgens was hij reiziger in tabak, stafmuzikant, kapelmeester bij het fransche leger, officier bij den landstorm, rondtrekkend taalonderwijzer. Behalve in Frankrijk (tijdens de revolutie) vertoefde hij eenige jaren in de Rijnprovincie, Westfalen enz. In 1806 vestigde hij zich te Nijmegen, waar hij in 't huwelijk trad met Susanna Charlotta Buddensick, de dochter van een winkelier aldaar. Als huisonderwijzer, voorlezer in de fransche kerk en beëedigd translateur voorzag hij in het onderhoud van zich en zijne vrouw. In 1815 verwierf hij bij de geldersche commissie van onderwijs den tweeden rang, werd het volgend jaar tot onderwijzer te Axel benoemd, behaalde in 1818 ook den eersten rang en werd nog in datzelfde jaar, na vergelijkend examen, hoofdonderwijzer te Sluis.
Men heeft van hem een aantal in dien tijd veel gebruikte school- en leesboeken. Wij noemen hiervan: Aanleiding tot het ontleden der Nederlandsche taal (1831); Fransch vertaal- en leesboek (1835); Fransche zamenspraken voor de scholen (1839) en, in vereeniging met B. Jung geschreven, Cijferstoel voor de Nederl. jeugd, waarin voornamelijk datgene onderwezen wordt wat een leerling, die tot hoogere wetenschappen wordt opgeleid, behoeft (1837 en 38, 4 dln.). Van zijn leesboeken zijn bekend: Merkwaardigheden uit den onderwijskundigen levensloop van Thomas Hoogvlugt van Diependaal (1829; 2de dr. 1833); Het revolutionismus, voorgesteld in den koddig noodlottigen levensloop van zekeren staatsomwentelingsgezinden belangzoeker (1832); De Westfaalsche vondeling, een held in het verkrijgen van fortuin en aanzien (1832); Oom Piet, voorstellende het karakter van eenen Hollander, die uit de geringste klasse optreedt (1832); Mislukte aanval op Staats-Vlaanderen door den vicomte de Pontecoulant en Doctor Gregoire in de laatste dagen van October 1830 (1833); Mislukte aanval op Sluis in Vlaanderen, den 2den Juni 1606. Een kluchtig heldenbedrijf, gelezen in de kunst en wetenschap bevorderende Maatschappij te Amsterdam (1833); Revolutionnaire Catechismus. Een nieuwejaarsgeschenk voor alle tegenwoordige en toekomende revolutiemakers, gedeeltelijk gevolgd naar een Fransch werk van denzelfden aard (1834); Twaalf ambachten en dertien ongelukken. Een oorspronkelijke Nederl. roman (1834); een Geschiedenis van Sluis berust in
handschrift op het archief van die stad. Voorts schreef M. artikels in verschillende tijdschriften, o.a. een opstel Over het bidden van kinderen in de Boekzaal van 1836.
Zie: Alg. Konst- en Letterb. 1837, I, 145, en Nieuwe Bijdr. ter bevord. van Onderwijs en Opvoeding 1838, 343-366.
Zuidema