[Luttenberg, Gerrit]
LUTTENBERG (Gerrit), 21 Maart 1793 te Zwolle geb., overl. aldaar 12 Maart 1847, zoon van Derk Luttenberg en Alberta Meyners; daar zijne ouders onbemiddeld waren viel hem geen geletterde opvoeding ten deel, een gemis dat hij met onvermoeiden ijver, door het aanleeren van onderscheidene talen en studie op het gebied van wetgeving en staathuishoudkunde zooveel mogelijk wist te vergoeden. In 1822 werd hij bij de rechtbank van eersten aanleg te Zwolle, in 1839 bij het provinciaal gerechtshof in Overijssel en de arrondissements-rechtbank te Zwolle tot procureur benoemd. Van 1832 tot zijn dood was hij secretaris der stad Zwolle. Naast zijn eigenlijken werkkring trokken vooral het armwezen en het onderwijs Luttenberg's belangstelling; zijn geschriften over het armwezen vonden ongemeenen lof en de armen-inrichting, door zijn initiatief te Zwolle tot stand gekomen, strekte aan vele andere steden tot voorbeeld. Op dit gebied en op dat van het onderwijs, waar vooral de ontwikkeling en beschaving der lagere volksklasse hem ter harte ging, werkte hij veel samen met zijn vriend Mr. J. ter Pelkwijk. Met Mr. I.A. van Royen en Mr. B.W.A.E. baron Sloet tot Olthuis richtte L. de Provinciale Vereeniging tot ontwikkeling van Welvaart op, waarvan hij tot zijn dood directeur en secretaris was. Met groote kracht ijverde hij als zoodanig voor het belangrijke werk van de bevaarbaarmaking van het Zwolsche Diep; de maatschappij, tot uitvoering van dit werk en landaanwinning langs het Zwolsche Diep gesticht, kwam mede op zijn initiatief tot stand. Ook de belangen van de ned.-herv. Kerk in en buiten zijne vaderstad gingen L. zeer ter harte; onder meer was hij lid van de Algem. Synod. Commissie, regent van het Herv. Huis der weezen enz.
Luttenberg liet uit zijn huwelijk met Alida Hendrika Cavalier zes kinderen na. Zijn portret. bevindt zich in het Mus. der Vereeniging voor Overijsselsch Regt en Geschiedenis te Zwolle.
Behalve tal van uitgaven van wetten met aanteekeningen en van verzamelingen van wetten, waarvan het meest bekend is de tot op heden voortgezette Chronologische Verzameling van wetten enz. betreffende het openbaar bestuur in de Nederlanden, gaf L. in het licht: een uitvoerig Levensberigt van J. ter Pelkwijk (Zwolle 1835); Proeve van Onderzoek omtrent het armwezen in ons vaderland en naar de meest doeltreffende middelen die ter verbetering van het lot der armen zouden kunnen aangewend worden (Zwolle 1841); Vervolg op de proeve van onderzoek, (Zwolle 1845).
Zie: Wapenheraut 1901, 4; Prov. Overijsselsche en Zwolsche Courant van 19 Maart 1847, bevattende de bij zijne begrafenis uitgesproken rede, overgedrukt in het Weekblad van het Recht No. 803; Hand. Maatsch. Ned. Letterk. 1847; Tijdschr. v. Staathuishoudk. en Statistiek IV (1848) 85.
van Ketwich Verschuur