[Loppers, Petrus]
LOPPERS (Petrus), ook wel onder de namen Loppersum, Loppersius en Frisius voorkomend, geb. te Wirdum bij Groningen 1544 (?), gest. te Regensburg 20 Aug. 1598. Hij deed zijn studiën te Groningen en Keulen, en trad 20 Mei 1561 te Rome in de Jezuïetenorde. Toen de 22-jarige Balthasar van Dermbach in 1570 tot prins-abt van Fulda was verkozen, noodigde hij terstond de Jezuïeten uit om zijn gebied, dat bijna geheel van de Kerk was afgevallen, tot het katholiek geloof terug te brengen, en in de stad zelf een latijnsche school en een seminarie tot opleiding van geestelijken te stichten. Dit wekte zoozeer den toorn der protestantsche vorsten, dat Balthasar, ondanks de tusschenkomst van Keizer en Paus, gedwongen werd afstand te doen en eerst in 1602 in zijn gebied kon terugkeeren. In deze hachelijke omstandigheden werd Loppers in 1578 tot eersten rector van het college te Fulda benoemd, dat hij 16 jaar lang bestuurde en tot hoogen bloei bracht. Voor de belangen zijner orde en die van den prins-abt, wiens biechtvader en raadsman hij was, deed hij verschillende reizen naar Polen en Italië. Tijdens een bezoek te Rome in 1584 wist hij bij paus Gregorius XIII te bewerken, dat deze 40 rijke beurzen stichtte voor adellijke jongelieden, vooral uit Noord-Duitschland, waaruit zij de onkosten hunner geestelijke opleiding te Fulda ruim zouden kunnen voldoen. Ook arme niet-adellijke studenten zouden geldelijken steun ontvangen. Zoo werd p. Loppers de grondlegger en eerste leider van het pauselijk seminarie te Fulda. Zijn arbeid was van groote beteekenis voor de herleving van het katholicisme, daar de adellijke studenten, in hun vaderland teruggekeerd, machtigen invloed uitoefenden op het godsdienstig leven hunner onderhoorigen.
Hij vergezelde aartshertog Maximiliaan, wien door de Keizer het bestuur van Fulda was opgedragen, en wiens zielsbestuurder hij was, naar den ridderdag der Duitsche Orde te Regensburg, toen de dood hem aldaar overviel.
Zie: I. Agricola, Historia Provinciae S.J. Germaniae Superioris II, 867; Komp, Die Zweite Schule Fuldas und das päpstliche Seminar (1878) 15, 26, 32; C. Sommervogel, Biblioth. d.l. Comp. de Jésus IV, 1962; B. Duhr, Gesch. der Jesuiten in den Ländern deutscher Zunge I (1907) 128-133, 304-307, 561; Theiner, Annales Ecclesiastici III, 543.
van Miert