[Livius, Gerardus]
LIVIUS (Gerardus), of Gerard Lievens, van wien men verhaalt dat hij in zijn jongere jaren als reizend muzikant den kost verdiende, bekwaamde zich later voor den kerkdienst. Hij werd in 1598 uit Aarlanderveen te Nijmegen beroepen. In 1612 gaf hij een geschriftje uit (waarvan de titel lager volgt) naar aanleiding van een brandglasgeschilderd venster in de kerk der kruisbroeders te 's Hertogenbosch. Dit stelde voor bisschop Gisbertus Masius, geknield tusschen Christus en de H. Maagd, de een met een straal bloed uit zijn zijde, de andere met een straal melk uit haar borst hem lavende. Het opschrift luidde: positus in medio, nescio quo me vertam. Voor de opdracht en presentatie van eenige exemplaren van dit werkje aan den stedelijken raad, werd hij vereerd met een gift van f 60. Met zijn beide collegas Leflerus en Coitsius werd Livius 8 April 1618 door den magistraat uit zijn ambt ontzet of geschorst. Grootendeels door bemiddeling van Smetius kwam, na veel onderhandelens tusschen de gecommiteerden uit den magistraat; den kerkeraad en de classis van Nijmegen, in Maart 1623 het bekende nijmeegsch acoordt tot stand, waarbij de afgezette predikanten herriepen en weder beroepbaar gesteld werden. Livius was later predikant te Bommel.
Hij schreef: Bericht van de behoorlijcke en onbehoorlijcke eere der geluck-zaliger maghet Maria, weerde moeder ons heeren Jesu Christi (Nym. 1612). Hiertegen verscheen: Cort onderwijs Christiani Philomasii voor Gerardo Livio, woorden dienaar tot Nieumeghen, streckende tot bescher menisse van seeckere beelden, ghestelt in een glaese veynster der parochie kerck van S. Catharina binnen de stadt van 's Hertogenbossche, van weghen myn eerwaerdichste heere Gisbertus Masius, bisschop derselver stadt, dewelke onder deh naem Gerardi Livii onverstandelyck gelastert worden in een boexken genaemt Bericht, etc. Livius verdedigde zich met een wederschrift getitelt: Gheschilderde onwetentheid Gisb. Masii, bisschops tot Sertogenbosch, te S. Catharinen Kerck opentlyck ten toone ghestelt, ende daernae van een onbekenden quidam, die hem noemt Chist. Philomasius, in een leugenboexken verdedigt. Nu wederlegt door Gerardum Livium, dienaar des God. Woorts tot Nieumeghen (Gorin. 1614). Met de afbeelding van het gelaakte schilderstuk.
Zie: Baudartius, Kerk. en Waereldl. Gesch. B. X, 7 v.v.; Arch. voor Kerkel. Gesch. IV (1833) 134, 141.
van Schevichaven