[Lanting, Kleis]
LANTING (Kleis), zoon van Pieter Kleis Lanting en Johanna Andringa, te Harlingen geb. 17 Nov. 1783, overl. 15 Juni 1827 te Amsterdam. Hij legde zich van jongs af toe op het goud- en zilversmeden en vestigde zich in het begin der 19de eeuw te Amsterdam, waar hij omstreeks 1816 het drijven in zilver begon. Een van zijn eerste groote werken was een in zilver, naar de schilderij van M.I. van Bree, gedreven voorstelling van het kwetsen van den Prins van Oranje, bij Quatre-Bras. Verder dreef hij, voornamelijk op bestelling van nederlandsche penningverzamelaars, ovale portretpenningen van Herman Boerhaave, Jero. de Bosch, Jacob Cats, Jan Evertsen [in het Kon. Penningkabinet te 's Gravenhage], Pieter Cornelisz. Hooft, P.P. Rubens, A. van Dijk, Simon Stevin, de gebroeders de Witt [in het Kon. Penningkabinet]. Hij liet bij zijn overlijden zijn huisgezin in bekrompen omstandigheden achter.
Zie: de Vries en de Jonge, Nederl. Gedenkpenningen verklaard I, 129.
van Kerkwijk