leere van de Transsubstantiatie, vraeghwijs, R.D. Patri Goudae voorghestelt (cf. Pamflet Meulman no 1169); Antwoorde Joannis de Gouda op de bedenckingen Fr. Lansbergii aengaende de transsubstantiatie (1609); Wederantwoorde Fr. Lansbergii ..., teghens de Antwoorde J. de Gouda ...., op sekere bedenckinghen Lansbergii .... aengaende de transsubstantiatie (Rott. 1610). Verder schreef Lansbergen nog: Christelycke overdenckinghe des doots, tot beteringhe des levens, over de woorden Mosis, Ps. 90 vs 12 (1604); Verklaringhe Fr. Lansbergii over den XXX psalm, ter danczegginge bij hem ghepredict (Rotterd. 1607); Verantwoordinghe Fr. Lansbergii .... teghens Robertum Sweertium, plebaen tot 's-Hertogenbosch (Rott. 1610; Pamflet Meulman no 1235, cf. no 1234); Kort ende Christelyck examen over de leerpoincten .... ten huydighen daghe in gheschil ghetrocken ...., hoe men dezelfde, zonder quetsinghe van fondamentele waerheyt, d'een met den anderen kan vereenighen, ofte tenminsten verdraghen (1612) (Pamflet Tiele no 1021); terwijl hij eindelijk ook nog - maar naar een slecht handschrift - Dathenus, Eene Christelijke Samenspreking uit Gods Woord heeft in het licht gegeven, onder den titel: Peerle der Christelycker Vertroostinghe (Rotterd. 1613). In 1640 verscheen te
Genève: Remèdes contre le mal-reiglé mespris, l'oubliance et la trop grande apprehension de la mort cucillis au jardin de vie par Lucas Trelcat, Franç. Lansbergue, Daniel Toussaint et Guillaume Perkins.
Lansbergen, die gehuwd is geweest met Clara Willems, heeft verscheidene kinderen gehad. Een dochter, Anna, huwde 24 Aug. 1614 te 's Gravenhage met M. Jacobsz. van Wou. Een zoon Franciscus werd als medisch student te Leiden ingeschreven 18 Mei 1612; hij schijnt in 1582 geboren. Een andere: Jacobus, vermoedelijk in 1588 geboren, komt in 't leidsche album voor sub 3 Mei 1618 en was jurist. Een derde was de reeds meermalen genoemde Samuel (1) (kol. 784). Een zuster van Franciscus Lansbergen of van zijn vrouw huwde met Pieter Paillet; uit dit huwelijk werd een dochter Sara geboren.
Zie: P.J. Wyminga, Festus Hommius (Leiden 1899) 106, 188; Navorscher VIII (1858) 100 vv., 273, 299; LV (1905) 398; J.H. Hessels, Eccl. Lond. Bat. Arch. III (Cantabr. 1897) nrs. 1345 en 1352; Werken der Marnixvereeniging S. III D. II, 269; D. III, 79; H.Q. Janssen, De kerkhervorming in Vlaanderen I (Arnh. 1868) 120; Kerkhistorisch Archief 1836, 38, 39 cf. 1848, 7; H.C. Rogge, Catalogus der pamflettenverzameling van de boekerij der Remonstrantsche kerk te Amsterdam Stuk I afd. I, 135, Stuk II afd. II, 114; Petrus Dathenus, Een Christelyke samenspreking. Opnieuw uitgegeven door J.J. Doedes (Utr. 1884) Naschrift 126; G. Brandt, Historie der Reformatie II (Amst. 1674) 51, 180, 278, 429, 945; W. Geesink, Calvinisten in Holland (Rotterd. 1887) 153, 163; J. Trigland, Kerckelyke Geschiedenissen (Leiden 1650) 418, 419, 686, 688; L.D. Petit, Bibliographische lijst der werken van de leidsche hoogleeraren (Leiden, 1894) 89, no. 3; H.Q. Janssen, Catalogus van het Oud-Synodaal Archief ('s Grav. 1878) bldz. 21 no. 61, bldz. 59 no. 5; Baudart, Memoryen van de .... geschiedenissen I B. III, 133-136. van
Schelven