[Landman, Nicolaas Johannes Bartholomeus]
LANDMAN (Nicolaas Johannes Bartholomeus), geb. 24 Aug. 1815 te 's Gravenhage, overl. 30 Apr. 1902 te Helvoirt. Na zijne bevordering tot plattelandsheel- en vroedmeester op 12 Mei 1841 vestigde hij zich te Helvoirt, waar hij gedurende 60 jaar praktiseerde en zich ook buiten de grenzen zijner gemeente bekend maakte door zijne mededeelingen in de vergaderingen der afd. 's Hertogenbosch van de Ned. Maats. tot bev. der Geneeskunde, zijne werkzaamheid als lid van den Geneeskundigen Raad van Noord-Brabant en Limburg en zijne bijdragen in verschillende wetenschappelijke tijdschriften, waarvan er enkele zeer de aandacht hebben getrokken. Vooral was dit het geval met zijne Bijdrage tot de behandeling der placenta adhaesa ('s Hertogenb. 1858), waarin hij met nadruk wees op de juistheid van de door F. Ruysch reeds gedane uitspraak, ‘indien de moederkoek uit het lichaam van de kraamvrouw niet veilig en gerust kan worden afgehaald, zal het raadzaam zijn dezelve aldaar te laten zitten’. Zijn eigene ervaring had hem in deze geleerd, dat die wijze van handelen aanbeveling verdiende. In de verschillende jaarg. van het Nieuw Prakt. Tijdschrift enz. Nieuwe Reeks, verz. en uitgeg. door L. Ali Cohen (Gorinch. 1849-54) komen talrijke korte bijdragen van hem voor, betreffende onderwerpen vooral op verloskundig, maar ook op geneeskundig gebied. Ook in andere tijdschriften staan opstellen van hem. Wij noemen:
Over het nut van den nitras bismuthicus basicus bij slependen slijmvloed der pisbuis in Ned. Tijds. v. Geneesk. IV (1860) 177; Waarneming eener hyperaesthesia cruralis dextra in twee opvolgende baringen bij dezelfde vrouw in Ned. Tijds. v. Heel- en Verloskunde, ziekten der vrouwen en der kinderen, uitg. door H.J. Broers en L.C. van Goudoever, X (1860) 111; Bijdrage tot de behandeling der placenta praevia, Ibid. 315; Twee gevallen uit mijne verloskundige praktijk betreffende keering na vroeg afloopen van het vruchtwater, Ibid. XI (1861) 1; Decapitatie of keering, Ibid. 181; Drie waarnemingen uit de verloskundige praktijk, Ibid. 534; Bloedgezwel bij eene niet zwangere vrouw aan de rechter schaamlip waargenomen, Ibid. XII (1862) 200; Spontane genezing eener darm-schedefistel, Ibid. XIII (1863) 55; Heilzame werking der chloroform in een geval van tetanus uteri met dwarsligging der vrucht, waar vooraf de keering te vergeefs beproefd was, Ibid. 571; Eene bijdrage betrekkelijk de vraag of bij zwangeren, die aan intermittens lijden, de toediening der chinine raadzaam is, Ibid. XIV (1864) 315; Zeldzame en belangrijke stoornis in het verloop eener tweelingzwangerschap, Ibid. XV (1866) 1; Drie waarnemingen van verlammingsverschijnselen na diphtheritis faucium, Ibid. 470; Iets over eclampsia van barenden naar aanleiding van een waargenomen geval, Ibid. XVI (1869) 376;