Op 6 Dec. 1830 werd Kool aangesteld tot cadet der infanterie aan de K.M.A. te Breda, aan welke inrichting echter de lessen, in verband met de uitgebroken belgische revolutie, waren geschorst. Op verzoek zijns vaders, toen majoor eerstaanwezend ingenieur van de in staat van beleg verkeerende vesting Bergen op Zoom, was hij als cadet werkzaam op diens bureau.
In Aug. 1832 werd Kool na vergelijkend examen als cadet overgeplaatst bij het wapen der genie, waarvoor, zooals toen werd bepaald, de studiën voorloopig zouden plaats hebben aan het Instituut der Marine te Medemblik. Na voltooiing zijner studiën aldaar werd hij, als de eerste zijner klasse, met 6 anderen op 3 Oct. 1836 aangesteld tot 2en luitenant der genie. Hij kwam in garnizoen te Breda, van waar hij in 1839 werd overgeplaatst naar Maastricht. 3 Nov. 1843 werd hij bevorderd tot 1en luitenant. 15 Nov. 1845 werd hij door de maatschappij voor den aanleg van een spoorweg tusschen Aken en Maastricht, na bekomen militair verlof, aangesteld tot ingenieur en meer hepaaldelijk belast met den bouw van het gedeelte van den spoorweg op nederlandsch gebied. In Pruisen maakte men bezwaar tegen het verleenen van de bevoegdheid om aldaar bouwwerken uit te voeren zonder de desbetreffende examens in dat land te hebben afgelegd. Zijne bemoeiingen voor het gedeelte van den bouw in Pruisen hadden dus geen officieel karakter. In verband met financieele moeilijkheden werd de bouw van den spoorweg vertraagd, zoodat de opening eerst in Oct. 1853 kon plaats hebben. Gedurende al dien tijd had Kool als officier verlof of was hij op nonactiviteit. Voor den bouw van den spoorweg waren, wegens het heuvelachtig terrein in Zuid-Limburg, vrij belangrijke grondverplaatsingen noodig, terwijl een groot aantal kleine kunstwerken moest worden gemaakt. Daarmede doorliep Kool een leerschool, waarvan hij groot nut heeft getrokken voor zijn verdere loopbaan. Op 1 Nov. 1853 trad hij weder in actieven dienst als officier der genie, met Maastricht als garnizoensplaats. Inmiddels was in Juni van dat jaar door de Aken-Maastrichtsche spoorwegmaatschappij besloten tot het doortrekken van den spoorweg
naar Hasselt, tot het verkrijgen van aansluiting aan het belgische spoorwegnet. Toen de daarvoor noodige vergunningen van de regeeringen waren verkregen, verzocht Kool ontslag uit den militairen dienst, hetwelk hem op 18 Aug. 1854 eervol werd verleend, en trad hij definitief, onder den titel van hoofdingenieur, bij de spoorwegmaatschappij in dienst. Het belangrijkste kunstwerk, dat voor de lijn Maastricht-Hasselt moest worden gemaakt, was de spoorwegbrug over de Maas even benoorden Maastricht. Kool was zoodoende de eerste nederlandsche ingenieur, die een spoorwegbrug van gewalst ijzer had te ontwerpen en uit te voeren. (Zie over dezen brug C. Driessen in de Ingenieur, 8 Oct. 1904).
De bouw van den spoorweg Maastricht-Hasselt leverde overigens geene belangrijke bijzonderheden op. Hij had met voortvarendheid plaats, zoodat de spoorweg reeds 1 Oct. 1856 werd ingewijd. Kool bleef in dienst bij de Aken-Maastrichtsche spoorwegmaatschappij, welke ook den reeds bestaanden spoorweg Hasselt-Landen van den belgischen staat in exploitatie overnam. Toen de wet betreffende den aanleg van spoorwegen door den nederlandschen staat was tot stand gekomen, werd Kool met ingang van 1 Oct. 1860 benoemd tot eerstaanwezend ingenieur, ter standplaats Maastricht, voor de lijn Maastricht-Venlo.
Bij den aanleg van dezen spoorweg had men