door de Kon. Akad. v. Wet. uitgegeven en daarna ook in het duitsch en in het engelsch vertaald, openbaar. De hoogst belangrijke ontdekking op dit toen bijkans geheel onbekende gebied van den samenhang der zenuwvezelen van de voorste wortels met de groote vertakte cellen van de voorste horens van het ruggemerg, heeft hij in de eerste van die twee verhandelingen (Over het fijnere samenstel en de werking van het ruggemerg (1854) 28) nauwkeurig en met groote stelligheid beschreven en door afbeeldingen toegelicht. Deze ontdekking vond aanvankelijk weinig geloof, maar is door de onderzoekingen van latere jaren met betere hulpmiddelen dan waarover S. v.d. Kolk in zijn tijd kon beschikken, volkomen bevestigd.
Aan den anderen kant verzuimde hij de klinische studie der psychiatrie geenszins. Op rijke ervaring steunend, schreef hij een leerboek over dit vak, waarvan hij echter de uitgaaf niet heeft beleefd. Het verscheen, kort na zijn overlijden, door de zorg van zijn leerling, jhr. F.A. Hartsen. Spoedig zag een duitsche, eenige jaren later ook eene engelsche vertaling van dit werk het licht.
S. v.d. K. stond bij zijn tijdgenooten in hooge achting, niet alleen om zijn groote verdiensten voor de wetenschap, maar ook wegens zijn edel en beminnelijk karakter. Met warmte is hiervan getuigd, door mannen als Harting, Opzoomer, van der Lith en vele anderen. Niet het minst krachtig door W. Vrolik, den amsterdamschen hoogleeraar, met wien hij eerst, naar aanleiding van anatomische onderzoekingen, een heftigen strijd voerde. Na een persoonlijke kennismaking besloten de beide geleerden het onderzoek over het voorwerp van hun strijd (het betrof den bouw van het indische spookdier, toen stenops genoemd) gezamenlijk voort te zetten. Er ontstond overeenstemming en weldra een vriendschap voor het leven, waarvan o.a. nog verscheidene gemeenschappelijke onderzoekingen het uitvloeisel waren.
Dat hij ook in den kring van zijn leerlingen en daarbuiten een algemeen bemind en geëerd man was, bleek bij de viering van zijn 25-jarig professoraat, op 28 Februari 1852 en na zijn, na een korte ziekte, onverwacht overlijden. Op 29 Mei 1865 werd op het kerkhof te Utrecht, onder groote belangstelling, een monument ter eere van zijn nagedachtenis, met een toespraak van prof. C.W. Opzoomer, onthuld.
Behalve uit zijn onvermoeiden strijd voor de tot dusver zoo jammerlijk misdeelde krankzinnigen, spreekt de beminnelijke, liefderijke aard van S. v.d. K. ook uit de wijze waarop hij deelnam aan de bemoeiingen van de Ned. Ver. t. Afschaffing van den sterken drank en meer nog uit een aantal populaire geschriften, waarin hij, van het standpunt van den natuuronderzoeker, getuigenis aflegde van zijn geloof en er naar streefde anderen daarvan te doordringen. Eenige daarvan zijn na zijn dood, in één bundel, opnieuw uitgegeven, onder den titel: Ziel en lichaam in hunne onderlinge verhouding geschetst. Vol geestdrift wordt hier telkens weer de schoone doelmatigheid der natuur betoogd en door tal van voorbeelden toegelicht, terwijl met dankbaren eerbied gewaagd wordt van de ‘harmonische en wijze beschikking’ waardoor bij den mensch lichaam en ziel met elkander in verband zijn gebracht. Maar, hoe sterk zijn geloof was, met hoeveel liefde hij zich, blijkens deze geschriften, aan bespiegeling ter wille van zijn optimistische levensbeschouwing overgaf, in zijn werk als natuuronderzoeker heeft S. v.d. K. nooit aan bespiegeling den voorrang gegund.
Van de in zijn tijd nog zooveel invloed hebbende