[Knap, Jan Jakob]
KNAP (Jan Jakob), in zijn tijd geliefd rechtzinnig predikant, geb. 27 Juni 1806, overl. 29 Maart 1865. Zoon van Gerrit Knap, broodbakker te Amsterdam en Catharina Vis. Hij was leerling van de latijnsche school en het athenaeum te Amsterdam, student te Leiden, deed proponentsexamen 7 Mei 1829; gehuwd met Catharina Christina van Reenen. Hij heeft 117 beroepen gehad en werd predikant te Valkenburg (1829-32), Heerde (1832-36), waar onder invloed van Ds. Brummelkamp te Hattum zijn geestelijk leven aanmerkelijk verdiept werd; Aarlanderveen (1836-43), Doornspijk (1843-44), Fijnaart (1844-45), Heeg (1845-53), Oud-Alblas (1853-55), Putten (1855-56), Opheusden (1856), Vlissingen (1856-60), Losdorp (1860-62), Woudsend (1862-65). Vooral in Friesland leeft zijn naam in gezegend aandenken voort. Hij was een boetprediker, die de volkszonden bij den naam durfde noemen. Vele preeken gaf hij in het licht. Zijn meest bekend boekje is Het eenzaam bidden, dat in 1885 voor de 5de maal werd herdrukt. Hij redigeerde drie stichtelijke tijdschriften, n.l. Broederlijke Woorden, Christelijke Toespraken, en Hebt gij mij lief?
Zie: G.A. Wumkes, It Fryske Réveil yn portretten (Sneek 1911) 107-125; v. Popta, Feuilleton in de Geref. Kerk 1912.
Wumkes