Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 675]
| |
1565, als zoon van Cornelis Dirkszoon de Keyser en Cornelia Huibertsdochter van Nijkerken, overl. 15 Mei 1621. Hij werd 6 April 1591 te Amsterdam in ondertrouw opgenomen met Beyken van Wilderen uit Antwerpen. De Keyser trad 2 Febr. 1595 in dienst der stad Amsterdam en werd aldaar 19 Juli 1595 als stads-steenhouwer en beeldsnijder beëedigd, terwijl hij tevens met het maken van de ontwerpen voor alle bouwwerken, die de stad zou ondernemen, werd belast. Tot zijn dood heeft de Keyser zijn ambt vervuld. Hij is 19 Mei 1621 in de Zuiderkerk te Amsterdam begraven. Het is niet bekend, waar Hendrik de Keyser zijn opleiding heeft ontvangen. Sommigen meenen, dat hij een leerling zou geweest zijn van Willem Daniëlszoon van Tetrode, beeldhouwer en bouwmeester, die, te Delft geboren, in Italië bij Michelangelo en Giovanni da Bologna zijn kunst had geleerd, en als architect in dienst van den aartsbisschop van Keulen werkzaam geweest is. Ook Hans Vredeman de Vries heeft invloed op de Keyser gehad. Reeds 24 Oct. 1591 werd de Keyser poorter van Amsterdam, doch men weet niet, wat hij vóór 1595 heeft ontworpen of uitgevoerd. Als bouwmeester is hij de ontwerper van de huizen aan den Vijgendam te Amsterdam, in 1599 gebouwd, die 1912 gesloopt werden. In 1603 begon de meester met het bouwen der Zuiderkerk te Amsterdam, die, in 1611 in gebruik genomen, pas in 1614 haar fraaien toren kreeg. De Montalbaanstoren te Amsterdam werd in 1606 door de Keyser van een spits voorzien. In hetzelfde jaar bouwde hij aldaar ook het Oost-Indische Huis, waartoe het in 1554 voltooide Arsenaal werd vergroot en verbouwd, en het nieuwe Arsenaal, dat thans nog als Militiezaal in gebruik is. Nadat de Keyser in 1607 naar Engeland gezonden was en de Beurs te Londen had leeren kennen, maakte hij een ontwerp voor een Beurs te Amsterdam, hetwelk van 1608 tot 1611 boven het noordelijk deel van het overwelfde Rokin werd uitgevoerd. In 1838 werd dit beroemde gebouw afgebroken. Van 1615 tot 1618 heeft Hendrik de Keyser te Amsterdam de in 1838 gesloopte Haarlemmerpoort gebouwd. In het jaar 1616 verbouwde hij het pakhuis der O.Z. Huiszittenmeesters tot de Amsterdamsche Bank van Leening. Het verbouwen van de St. Anthoniespoort tot Waag vond in 1617 naar zijn ontwerp plaats; in 1619 werd met den Munttoren begonnen. In 1620 werd een begin gemaakt met de uitvoering van de Westerkerk, het voornaamste werk, door Hendrik de Keyser ontworpen. De voltooiing van dit gebouw vond pas in 1638 plaats en is niet geheel en al naar des meesters ontwerp geschied. In 1620 werd ook met de Noorderkerk te Amsterdam begonnen. Sommigen schrijven dit gebouw toe aan Hendrik Jacobsz. Staets, evenwel ten onrechte, daar het ontwerp voorkomt in het plaatwerk: Architectura Moderna, ofte Bouwinge van onzen tijt, in 1631 door Cornelis Danckertsz. van Seevenhoven te Amsterdam uitgegeven, en waarin de voornaamste ontwerpen van Hendrik de Keyser zijn op genomen. De Keyser is ook de ontwerper van den oostelijken gevel, die in 1618 voor het Stadhuis te Delft geplaatst werd. Bovendien meenen sommigen de bekroning van den St. Lebuïnustoren te Deventer, in 1613 voltooid, de Waag te Nijmegen van 1612 en den gevel der Oosterkerk te Hoorn van 1616 aan hem te mogen toeschrijven. Als architect is Hendrik de Keyser een kunstenaar, die het 17de-eeuwsche Amsterdam van | |
[pagina 676]
| |
belangrijke bouwwerken heeft voorzien. In die bouwwerken is de constructie der middeleeuwen behouden; de vormen vertoonen nu eens de strengheid der klassieke Italianen, dan weder de grilligheid der navolgers van Michelangelo. De kunst van de Keyser weerspiegelt het leven van het begin der 17e eeuw, toen de amsterdamsche burgers snel rijkdom verwierven en er van hielden, dien door weelderige bouwwerken te toonen. Na 1625 echter begonnen de zonen dezer burgers zich hunner waardigheid bewust te worden en zij verlangden een deftiger bouwtrant, die Jacob van Campen hun gaf. Vondel dichtte in 1621, onder de Keysers portret, gegraveerd door J. Suyderhoef, naar een teekening van Thomas de Keyser: Hier leeft, die leven gaf aen marmer, aen metael
Yvoor, albast en klay; dies laet sich Uytrecht hooren:
Is Roome op Kaysers prat en Kayserlijcke prael
De Kayser van de kunst is uyt mijn schoot ghebooren’.
Van zijn hand zijn verschillende reliëfs boven poortjes te Amsterdam, zooals die van de Bank van Leening, de St. Anthonieswaag en het Leprozenhuis. Ook het standbeeld van Erasmus te Rotterdam en het praalgraf voor Prins Willem I in de Nieuwe Kerk te Delft zijn door Hendrik de Keyser gemaakt. Deze beide werken waren in 1621, toen hij stierf, nog niet voltooid. Men ziet vooral aan het praalgraf, hoe een andere, minder bekwame, hand heeft aangevuld wat ontbrak. Zie: Oud-Holland 1904, 69. Weissman |
|