[Keyser, Pieter Dircksz.]
KEYSER (Pieter Dircksz.), of alleen Pieter Dircksz., afkomstig van Embden, gest. op de reede van Bantam 13 Sept. 1596. Na onder portugeesche vlag verschillende reizen gemaakt te hebben, o.a. naar de ‘Baye van Brasilia’, voer hij in 1594 op de vloot van Cornelis Cornelisz. van Enkhuizen en Willem Barendtsz. naar het Noorden. K. verwierf zich verdienste bij de uitvoering van het door Plancius (wiens leerling hij genoemd wordt) ontworpen plan tot de eerste reis naar Java in 1595 en maakte vervolgens dien tocht mede als opperste piloot en leider door de onbevaren zee. Na den dood (29 Sept. 1595) van den schipper Jan Dignumsz. van de Hollandia ter hoogte van Madagascar als schipper moetende optreden, trok hij zich, hoewel gesteund door den commies van Beuningen, door verzet van den scheepsraad bij schrijven van 18 Oct. 1595 uit eigen beweging terug. K. deed op dezen tocht waarnemingen omtrent meer dan 300 sterren op het zuidelijk halfrond en vormde hen tot nieuwe sterrenbeelden. Na zijn dood, ‘waeraen de Compagnie groot verlies en achterdeel hadde’, en den terugkeer der vloot in het vaderland, worden sommige dier sterren aangetroffen op de kaarten van Plancius en verschijnen zij sinds 1602 op de hemelgloben van W. Jz. Blaeu met den naam van den ondercommies op dien eersten tocht, Frederik de Houtman, die er bij resolutie der Staten-Generaal van 28 Juni 1603 eene belooning voor kreeg en de waarnemingen als de Declinatien van veel vaste sterren vermeerderd uitgaf in een aanhangsel van 14 blz. tot zijn Spraeck ende Woordenboek in de Malijsche ende Madagaskarsche Talen (Amst. 1603); die van K. alleen zijn ook opgenomen in P. Merulae Cosmographia (Amst. 1605) pars I, 162, waar de ontdekker
Petrus Theodori genoemd wordt.
Zie: Olbers in Schumachers astron. Jahrbuch für 1840 § 240; Kroniek Hist. Genootschap te Utrecht 1852, 361, 461; de Jonge, Opkomst Nederl. gezag I ('s Grav.-Amst. 1862) 19, 96, 185, 214; II, 188, 197, 297; P.J.H. Baudet, Leven en werken van W. Jz. Blaeu (Utr. 1871) 42, 151; Wolf, Gesch. der Astronomie (München 1877) 420; Tijdschr. Aardrijksk. Genootschap 1882, 230.
de Waard