[Houdaen, Joannes van]
HOUDAEN (Joannes van), ook genaamd: Oudaen of Oudanus, dominicaan. Hij behoorde tot het klooster van Utrecht, werd magister in de godgeleerdheid en inquisiteur. In 1479 verzocht de magistraat van Utrecht den bisschop, David van Bourgondië, om den inquisiteur Jan van Oudaen of den utrechtschen officiaal te gelasten den dominicaan Herman van Dortmund aan te houden en te onderzoeken, omdat deze op ongeoorloofde wijze de geneeskunst had uitgeoefend. Door zijne geestelijke overheid werd hem opgedragen eene kanonieke visitatie te houden in de kloosters te Utrecht, Nijmegen, Zierikzee en Wijk-bij-Duurstede, terwijl hij in 1489 naar Calcar werd gezonden om de wettigheid der priorskeuze te onderzoeken. In 1481 werd hij vicarius van het klooster te Utrecht; ook moet hij prior zijn geweest te Calcar; zeker weten wij, dat in 1491 ‘Johan van Houdaen, doctor in der h. schrifften, by sonderlingher toelatinge des h. stoils van Rome pastoir (was) der kerken s. Nicolaas bynnen der stat Kalker’. Zijn pastoraat viel samen met den bloeitijd der beroemde calcarsche school.
Zie: R. scholten, Das ehem. Dominicaner-Kloster in Calcar (Cleve 1904); P. Fredericq, Corpus Inquis. Neerl. I, 447.
G.A. Meijer