kelijk in kennis met Descartes, wellicht reeds in Aug. 1637, doch zeker sinds het begin van 1640, van welken tijd af hij den franschen wijsgeer herhaaldelijk diende met correspondentieadres. Toen Sorbière (op wiens gezag H. hierboven een zoon van Theobald is genoemd) in 1642 te Leiden woonde, bezocht hij meermalen H.'s laboratorium ‘et je l'ai vu plusieurs fois au vestibule de son logis en pantoufles et en bonnet de nuit distribuant de 8 à 9 heures du matin et de 1 à 2 après-midi, des drogues qu'il tiroit d'un cabinet qui en estoit bien pourveu ...; (il) ne se servoit de la chimie que pour la médicine, et il n'employoit les remèdes de cet art qu'au défaut des communs et des galéniques, qu'il mettoit premièrement en usage’. Ook was hij bevriend met sommige van diens kennissen, als Ban (over wiens muziekleer hij correspondeerde met Mersenne te Parijs), Haestrecht (I kol. 1017) en Pollot. Het geschrift Cogitationes, quibus Dei existentia, item animae spiralitas et possibilis cum corpore unio demonstrantur; necnon brevis historia oeconomiae corporis animalis proponitur atque mechanice explicatur (Amst.
1646), dat hij Descartes opdroeg, bevat echter niets van diens denkbeelden. In het bizonder interesseerde H. zich voor Descartes' moeielijkheden met de leidsche hoogeschool in 1647. Deze gebruikte hem vooral in zaken van vertrouwen en liet o.a. vóór zijn vertrek naar Zweden in Aug. 1650 bij H. zijn koffer met papieren achter, die er na zijn overlijden, in tegenwoordigheid van de Raei en van Studler Sureck van Bergen in Mrt. 1651 is geopend. Een ms. brief van hem aan Const. Huygens is op de univ. bibl. te Leiden; gedrukt zijn brieven aan hem van Descartes (30 Aug. 1637, Dec. 1647 en 30 Aug. 1649) in Oeuvres de Descartes V (Paris 1903) 109, 409; zie ook I (ib. 1897) 393 en 581. Ook gaf H. nog uit: De divina praedestinatione liberaque hominis agendi potestate (Amst. 1653), met het vorige herdrukt en vermeerderd met een nieuw geschrift: Exercitationes philosophicae miscell. de natura hominis et speciatim de conjunctione mentis cum corpore (Lud. Bat. 1676) (cf. Willems, Les Elzeviers (Brux. 1880) 263 en Berghman, Supplém. (Stockh. 1897) 88, 95.
Zie voorts: Sorbière, Lettres et discours (Paris 1660) 444-5, 688; Oeuvres de Descartes V (Paris 1903) reg.; XII (1910) 110-11; Sorbière, Relations, lettres et discours (Paris 1660) en Bijdr. Hist. Genootschap te Utrecht XXII (1901) 64.
de Waard