[Hogendorp, Mr. Willem van (2)]
HOGENDORP (Mr. Willem van) (2), geb. te Rotterdam 23 Juni 1735, overl. in 1784, was een zoon van Mr. Diederik van Hogendorp en Catharina Wilhelmina gravin van Hogendorp kol. 586). Hij promoveerde 19 April 1754 te Leiden in de rechten op een dissertatie de Bonis damnatorum. In 1763 werd hij lid van de vroedschap in zijn vaderstad en bleef dit tot 1772. Verschillende andere stedelijke ambten bekleedde hij in die periode en hij was gecommitteerde raad van 1768-1773. Van 1769-1773 behoorde hij tot de Maecenaten van het Bat. Gen. Daarna vertrok hij naar Indië in dienst der O.-I.C. en werd in 1774 aangesteld tot resident van Rembang en was sinds 1777 administrateur van de etablissementen der Compagnie op het eiland Onrust. Door verschillende geschriften heeft hij getracht belangstelling te wekken voor onze koloniën en hare bewoners. In 1784 aanvaardde hij de terugreis naar het vaderland, doch noch van dit schip ‘Harmonia’, noch van Willem van Hogendorp heeft men later iets gehoord. Van hem verschenen: Korte schets van de bezittingen der Ned. O.-I.M., benevens eene beschrijving van het koningrijk Jacatra en de stad Batavia; Beschrijving van het eiland Timor voor zoover het tot nog toe bekend is, waarbij gevoegd is de beschrijving van eenige nabij gelegen eilanden. (In dl. I der Verhand. van het Bat. Gen. van Kunsten en Wetensch., waarvan hij een der medeoprichters was). Ter bevordering van de inenting in Indië schreef hij Sophonisba of de gelukkige moeder door de inenting van hare dochters, ter lezing voorgesteld aan de moeders te Batavia (Batavia 1779; Rott. 1789); Redevoering der inenting tot de ingezetenen in Batavia. Ten slotte noemen wij nog van hem Kraspoekol,
of de droevige gevolgen van eene te verregaande strengheid jegens de Slaaven (Batavia 1779; Rott. 1780).
Hij huwde 24 Febr. 1760 te Scheveningen met jkvr. Carolina Wilhelmina van Haren, dochter van den bekenden Onno Zwier van Haren.
Zijn geschilderd portret is op het Ministerie van Koloniën te 's Gravenhage.
Zie: Bronnen Gesch. Rott. I; Rott. Historiebl. 2de afd. 160 en de hiervoor genoemde literatuur over het geslacht van Hogendorp; Levensbijzonderheden van Willem, grave van Hogendorp, meegedeeld door W.D.C. in Ned. Stemmen VI (1838) 240; Levensbijzonderheden van Willem van Hogendorp, meegedeeld door jhr. J.P. Cor nets de Groot van Kraaijenburg, in Hand. en Geschr. Ind. Gen. III (1856) 34; Ned. Jaarb. XIII, 942; XIV 418; XVI 884; de Gids 1857, I, 226 vlg.; Navorscher (1904) 49.
Moquette