Alexandrinus (Lugd. Bat. 1616), Theonis Progymnasmata (Lugd. Bat. 1626), verder Silius Italicus (Lugd. Bat. 1600), Horatius (Lugd. Bat. 1610), Senecae Tragoediae (Lugd. Bat. 1611), Terentius (Amst. 1618), Livius (Lugd. Bat. 1634), Virgilius (Lugd. Bat. 1629), Ovidius (Lugd. Bat. 1629).
Groot was ook zijn roem als latijnsch en zelfs als grieksch dichter. Zijn Poëmata werden reeds bij zijn leven telkens weer herdrukt. Al valt het ons niet gemakkelijk daarvoor eenzelfde bewondering als zijn tijdgenooten te voelen, zoo moet toch grif worden toegegeven, dat hij de maten der ouden met meesterschap hanteert. Een enkele maal verheft hij zich ook boven het gewone niveau der kunstpoezie. Zoo treffen soms gevoelige en eenvoudige regels: bijv. die, waarmee hij zijn geboortestad Gent toespreekt, als hij haar bij het intreden van het Twaalfjarig Bestand voor het eerst na lange jaren weer voor zich ziet (Eleg., lib. II, 1):
Antiquae turres, dilectaque tecta meorum
Et tantum puero cognita Ganda mihi.
Hofman Peerlkamp prijst ook zijn grootere dichtwerken de Contemptu mortis (Lugd. Bat. 1621), een christelijk-platonisch leerdicht in vier boeken, en Herodes Infanticida (Lugd. Bat. 1632), een treurspel, dat geweldigen opgang maakte en in het nederlandsch, duitsch en (gedeeltelijk) in het fransch vertaald werd. Beide gedichten komen voor in de uitgave der Po mata (Amst. 1649). Niet is daarin opgenomen zijn Auriacus sive Libertas saucia (Lugd. Bat. 1602), een tragedie, die den moord op Willem I tot onderwerp heeft.
Over H.'s beteekenis als nederlandsch dichter zegt J. Koopmans het volgende (Beweging, Sept. 1909, 286): ‘Heinsius is de groote geleerde, die in zich en om zich het nationaal bewustzijn voelt rijpen, en zich geeft aan een litteratuur, die den steun van de besten des volks behoeft om in kracht en gloed te winnen. Hem strekt zijn initiatief tot grooter roem dan zijn kunst; in omstandigheden als de zijne en die van zijn volk gaf de verschijning van een liederenbundel van den man van europeeschen naam, aan wien tot nog toe alleen de oudheid behoord had, een buitengewoon gewicht’. De fraaie uitgave van zijn Nederduytsche Poemata bijeenvergadert en uytgegeven door P(etrus) S(criverius) (Amst. 1616) bevat o.a. den Hymnus oft Lofsanck van Bacchus en den Lof-sanck van Jesus Christus.
H. heeft zich op godgeleerd terrein bewogen in zijn beide werken Nonni S. Evangelii secundum Johannem Metaphrasis et in eam Danielis Heinsii Aristarchus (Lugd. Bat. 1627) - ook o.d. titel D. Heinsii Aristarchus sacer (ibid. 1627) - en Exercitationes sacrae ad Novum Testamentum (Lugd. Bat. 1639). Het laatste werd vinnig aangevallen door Croius (Jean de Croy) en Salmasius. Ook de remonstranten vervolgden H. sinds 1618 (toen hij als secretaris der dordtsche Synode openlijk voor de strenge calvinisten partij gekozen had) met bitteren haat. Aan de innige vriendschap, die hem voorheen met Hugo Grotius verbonden had, kwam toen voor altijd een einde.
Vermelding verdient H.'s werkzaamheid als geschiedschrijver: Rerum ad Sylvam Ducis atque alibi in Belgio aut a Belgis Anno CIɔ Iɔ CXXIX gestarum historia (Lugd. Bat. 1631).
Veel gelezen werden zijn Orationes, die eerst afzonderlijk uitgegeven, later door H. zelf of zijn zoon tot een bundel vereenigd werden. De laatste uitgaaf werd door Nicolaas H. bezorgd (Amst. 1657). De frischheid en levendigheid, waardoor