[Glaserus, Arnoldus]
GLASERUS (Arnoldus), in 1564 te Ootmarsum geb., overl. 1624; opgevoed in Zwolle en Osnabruck, studeerde te Rostock en werd hofprediker eerst van Edzard II, graaf v. Oost-Friesland en daarna van Alexander, hertog v. Holstein; in 1595 volgde hij Ubbo Emmius op als rector te Leer; afgezet om zijn lutherdom, werd hij pred. te Hatzum. Een paar Amsterdammers, in 1601 naar Oldenburg gaande om een luth. predikant te zoeken, werden op hem opmerkzaam gemaakt; hij was bereid de nederl. Kerken te dienen, kwam dat zelfde jaar nog in Amsterdam en werd 7 Aug. te Woerden beroepen. De Gereformeerden aldaar waren met hem, ‘een jonckman met een lanck mager aengesigt, een swart dunnen bartken, die een phantastisch ofte jesuitisch wesen ende gelaet aen sich heeft’ niet ingenomen en daar hij zonder consent van de Magistraat beroepen was, wendden zij alle mogelijke middelen aan om hem te weren. Al toonde hij de geëischte papieren, zijn arbeid werd door de overheid onmogelijk gemaakt en 12 Dec. 1602 werd hij naar den Haag ontboden. De Staten, die meenden dat ‘alleen de gereformeerde godsdienst overeenstemt met het woord Gods’ gaven geen gehoor aan het verzoek der woerdensche Lutheranen om de acte van 4 April 1580, waarbij hun vrije godsdienstoefening was toegestaan, te handhaven, maar 28 Dec. 1603 besloten de Edelen en Steden dit wel te doen en van nu aan hield Glaserus ongestoord dienst in de luth. kerk van Woerden. Hij bleef er tot Oct. 1613, wanneer zijne pogingen om elders een plaats te krijgen, eindelijk gelukten en hij in Amsterdam, waar hij zich ‘bescheidenlijk aangeboden’ had, werd aangesteld voor de vroeg en middagbeurten en voor het ziekenbezoek. Hij was als prediker niet geliefd, ook omdat hij zoo lang van stof was.
Zie: Reershemius, Ostfriesisches Predigerdenkmal (2e Ausg.) 603; P. Nicolai, Verantworting der Evang. Kirchen in Hollandt wider die Lästerung P. Plancii (Hamburg 1603) 5; Pont, Gesch. v.h. Luth. in de Nederl. tot 1618 (1911) 494 vlg. e.e.; dez. in Nieuwe Bijdr. t. Kennis v.d. Gesch. en het wezen v.h. Lutheranisme II, 182; Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, Bijdragen t.d. gesch. der Evang. Luth. kerk in de Nederlanden III, 107 vlg.
Pont