[Floris, van Holland (1)]
FLORIS van Holland (1), zoon van graaf Floris III (kol. 445) bij Ada van Schotland (I kol. 17), broeder van de graven Dirk VII en Willem I, overl. volgens het Necrologium Egmundanum 30 Nov. 1210, als monnik te Middelburg. Hij werd, als opvolger van zijn oom Dirk van Holland, proost van de Domkerk te Utrecht en wordt als zoodanig in 1198 het eerst gemeld. In 1204, als Lodewijk van Loon na de gevangenneming van zijne gemalin, gravin Ada, zich gereed maakt om den krijg met kracht voort te zetten, is ook Willem I op tegenweer bedacht; hij stelt Egmond en Baniard (I kol. 235) aan het hoofd van de Kennemers en draagt zijn broeder Floris den domproost en zijn zwager Otto van Gelre, den proost van Xanten, op, de hollandsche grenzen tegen Utrecht te verdedigen. De domproost viel bij een gevecht in handen van Dirk II, bisschop van Utrecht, en werd door dezen gevankelijk naar het slot ter Horst onder Rhenen gevoerd; daaruit ontslagen streed hij weder in Zeeland tegen Hugo van Voorne, die van graaf Willem's partij was afgevallen, en nam een van diens kasteelen onder Poortvliet in.
Hij schijnt zich kort daarna in de abdij te Middelburg te hebben teruggetrokken.
Zie de oorkonden van Holland; Annales Egmundani en Chronicon Egmundanum op het jaar 1204; Kluit, Historia Critica I, 196, noot 55, en 198, noot 63, en de daar aangehaalde bronnen; Ned. Arch. blad XX (1911-12) 66.
Obreen