[Fett, Daniël]
FETT (Daniël), Vet, geb te Corbach in Waldeck, had van 1599-1602 in Marburg gestudeerd, was 3 jaar te Hamburg aan huis geweest bij Dr. Ph. Nicolai, den grooten tegenstander van Plancius, als opvoeder van diens kinderen, was daarna rector in Dithmarschen en Nordstrand en had in Rostock een disseratie verdedigd de Nuptiis in Cana Galileae, voordat hij zich 20 April 1611 bij ds. Adolf Fischer, luth. pred. te Amsterdam, aandiende om hier ‘de orthodoxe kerken te dienen’. Men achtte hem daartoe geschikt, liet hem hier en daar preeken en zich in de nederl. taal oefenen en toen de gemeente van Delft en den Haag hem 27 Oct. 1611 beriep, werd hij 25 Juli 1612 toegelaten tot het eerste z.g. proponentsexamen in de nederl. luth. Kerk gehouden. Het liep bijna uitsluitend over de dogmatiek en daarin bleek hij goed gefundeerd. 26 Juli werd hij in Amsterdam tot predikant ingezegend en een paar dagen daarna deed hij intrede eerst in Delft, dan in den Haag. Veel vreugde beleefde men niet aan hem, want al was hij beslist luthersch van overtuiging, gelijk uit zijn strijd met de gereformeerden blijkt, hij was ‘een dronkaard, een lasteraar enz.’ en werd daarom door het Algem. Consistorie in 1615 afgezet. Daar het consistorie echter geen macht had zijn besluiten door te voeren, duurde het tot 1619 voordat hij zijn gemeenten en het land verliet. Waarschijnlijk stierf hij 1643 in Rostock.
Van hem zijn verschenen: Eene dooppredicatie bij gelegenheid des Doops aan een kind van Philippus, graaf van Hohenloo, residerende te Delft (1614); Schriftelycke Conferentie van de eyntelicke volstandicheydt der Heylighen ghevallen tusschen Daniel Vet, Prediker onder de Lutherschen tot Delft, Haghe etc. Ende twee Litmaten der Ghereformeerde Kercke Christi tot Delft (Tot Delf, 1613) (Pamflet Knuttel no. 2067).
Zie: Domela Nieuwenhuis, Overzicht der vroegere zorg van de Nederl. Luth. kerk voor de opleiding tot het herder- en leeraarsambt. Feestgave