[Cremerius, Johannes]
CREMERIUS (Johannes) was in 1603 pred. te Rheinbrohl bij Keulen, bezocht in dat jaar zijn schoonvader Johannes Wilhelmi, te Amsterdam, die in 1601 als luth. pred. daarheen was beroepen, en verklaarde zich bereid de nederl. luth. Gemeenten te dienen. 4 Oct. 1603 werd hij op aandrang van het amsterdamsche consistorie beroepen in Rotterdam; daar de graaf v. Sayn hem niet dadelijk wilde laten gaan, werd dit beroep 16 Dec. 1604 hernieuwd. Toen hij echter in Rotterdam kwam, wilde men hem niet hebben, omdat men hem slecht verstond en stelde Amsterdam hem tijdelijk als vroegprediker aan op een traktement van ƒ 500. Hij kon er niet mede rondkomen en, verwachtende, dat het in Utrecht beter zou gaan, trok hij in 1608 daarheen, als eerste wettig beroepen predikant, 9 Maart. Ook hier vlotte zijn arbeid niet; in 1611 ging hij heen en trok naar Haarlem, waar men hem weldra het leven onmogelijk maakte; hij bleef er tot begin 1615 en ging toen naar Zwolle, waar hij door de tegenwerking van de magistraat niet veel doen kon, en daarom vermoedelijk naar zijn vaderland terugkeerde.
Zie: Pont, Gesch. v.h. Lutheranisme in de Nederl. tot 1618 (Haarl. 1911) 483, vlg. 518, 544 vlg.; Schultz Jacobi, Gesch. der Ev. Luth. Gem. te Rotterdam (1865) 27 vlg.; Domela Nieuwenhuis, Gesch. der Amsterd. Luth. Gem. (1856) 51 vlg.
Pont