ziening der Hoofdplaatpolders. Hij werd met 1 Jan. 1817, bij de 7e organisatie van den waterstaat, benoemd tot ingenieur 2e klasse, en met 15 Apr. 1817 toegevoegd aan den inspecteur L.A.C. baron van Delen te Bergen in Henegouwen, tot wiens overlijden op 27 Mei 1821 hij onder diens orders bleef dienen. Daarna diende hij nog eenigen tijd onder den hoofdingenieur P.M. Bouesnel te Namen, die tijdelijk met de waarneming van van Delen's dienst belast werd. Kort daarna werd hij evenwel aan den hoofdingenieur J.B. Vifquain te Brussel toegevoegd, om werkzaam te zijn aan de ontwerpen van een kanaal van Bergen in Henegouwen naar de Schelde. Met 1 Juli 1822 werd hij als provinciaal ingenieur voor Limburg eerst te Tongeren, kort daarna te Maastricht geplaatst. Hij verzocht 28 Mei van dat jaar, onder Vifquain te mogen blijven, maar dit werd niet toegestaan. Vifquain, die
blijkbaar zeer met zijne diensten was ingenomen, verzocht in den aanvang van 1823, dat hij hem weder toegevoegd mocht worden, en aan dit verzoek werd in Mrt. 1823 gevolg gegeven, doch nu verzocht Conrad te Maastricht te mogen blijven, omdat hij meende, daar meer praktijk te zullen opdoen dan bij het ontwerpen van een kanaal, waarvan de uitvoering nog lang op zich kon laten wachten. Aan zijn wensch werd voldaan en zoo bleef hij jaren lang te Maastricht. Onder zijn toezicht zijn verscheidene straatwegen zoowel in het latere nederlandsch als in Belgisch Limburg aangelegd, en kwamen eenige werken tot verbetering van de Maas in die provincie tot stand. Ook werden eenige werken van de Zuidwillemsvaart nabij Maastricht onder zijn toezicht uitgevoerd.
Na den te Brussel in Aug. 1830 begonnen opstand, die zich spoedig over het meerendeel der zuidelijke provinciën uitbreidde, was het in het begin van Oct. 1830 in Limburg nog rustig, hoewel de ingezetenen hunne sympathie met de opstandelingen niet verheelden. Kort daarna werd ook hier de vaan van het oproer opgestoken, en in het begin van Nov. gingen de opstandelingen zoover, den kanaaldijk van de Zuidwillemsvaart bij Neer-Oeteren door te steken. Conrad werd met de dichting dezer doorbraak belast, en bracht dit 6 Nov. tot een goed einde, doch juist na de voltooiing werd hij overvallen door een troep Belgen, die hem gevankelijk naar Hasselt medenam. Hij slaagde in den nacht van 7 op 8 Nov. te ontsnappen, en keerde te Maastricht, hetwelk door generaal Dibbets voor Nederland behouden werd, terug. Hij bleef nu belast met den zeer beperkten dienst van ingenieur voor Maastricht met den naasten omtrek. Onder Dibbets deed hij ook als hulpofficier van de genie dienst, en nam tevens in dit kleine gebied den dienst van hoofdingenieur waar. Steeds meende hij, dat de vrede wel spoedig geteekend zoude worden. Eindelijk, in 1837, verzocht hij om een meer belangrijken dienstkring, en verkreeg hij dien door zijne plaatsing met 1 Oct. van dat jaar te Zierikzee, waar de eilanden Schouwen en Duiveland tot zijnen dienst behoorden. In zijne plaats werd te Maastricht geen ingenieur benoemd, maar de opzichter A. Knaap belast met de waarneming van den hoofdingenieursen den ingenieurs-dienst. Toen evenwel de vrede met België geteekend werd, werd Conrad, ingaande 1 Juli 1839, zeker met zijne toestemming, te Maastricht belast met de waarneming van den dienst van hoofdingenieur in nederlandsch Limburg. Met ingang van 1 Nov. 1842 werd hij dit definitief.
Behalve de aanleg van eenige straatwegen valt in de periode van zijn hoofdingenieurschap