[Bruyn, Cornelis de]
BRUYN (Cornelis de), geb. te 's Gravenhage in 1652 en in 1726 of 27 overl. op ‘Zijdebalen’ bij Utrecht, de buitenplaats van zijn vriend David van Mollem, was zeker een bloedverwant, waarschijnlijk een zoon van den gelijknamigen koopman in granen, die 21 Juni 1672 meegedaan heeft aan den aanslag op Johan de Witt. Hij kwam op het atelier van Theod. van der Schuer, totdat hij financieel ondersteund door Nic. Witsen, 1 Oct. 1674 door Duitschland naar Rome reisde, waar hij 22 Dec. 1674 aankwam. Hij kreeg er in de schil dersbent den naam Adonis, bleef er, een kort verblijf te Napels uitgezonderd, wonen, totdat hij 16 Juni van Livorno uit een groote reis ondernam door Klein-Azië, Egypte en den Griekschen Archipel. Wederom naar Italië teruggekeerd, bleef hij acht jaar lang te Venetië en werkte daar bij Carlo Loth. Eerst 19 Maart 1693 was hij weer in den Haag, werd daar 12 Maart 1695 lid van de confrerie Pictura en in 1699 regent van de Academie. Inmiddels was hij begonnen met het te boek stellen van zijn reis in de Levant, en 1698 verscheen te Delft zijn Reisen door de vermaardste deelen van Klein Asia enz. Verrijkt met meer als 200 konstplaaten, door den autheur selfs na het leven afgetekend. Aangespoord door mannen als Nic. Witsen en Gisb. Cuper, ondernam hij 28 Sept. 1701 een tweede groote reis door Rusland, Perzië (in 1704 heeft hij zijn naam op de zgn. portiek van Xerxes te Persepolis gekrast) Voor-Indië, Ceylon en Java. Onderweg had hij gelegenheid gehad Peter den Groote en te Batavia de gouverneurs-generaal Willem van Oudshoorn en Jan van Hoorn te schilderen. Maar vooral heeft hij zijn aandacht gewijd aan de overblijfselen der oudheid, waarvan hij een groot aantal geteekend en
ook een paar fragmenten meegenomen heeft. 24 Oct. 1708 was hij weer terug, en in 1711 verscheen